De voorgestelde herziening van box 3 in het Belastingplan 2016 heeft de Tweede Kamer niet onberoerd gelaten. Met een amendement en twee moties wordt alsnog het boxhoppen aangepakt en staat het kabinet onder druk om serieus werk te maken van een box 3-heffing naar het werkelijk behaalde rendement. Edwin Heithuis spreekt van een verrassende en positieve ontwikkeling. De actie tegen boxhoppen is wat de hoogleraar betreft beter laat dan nooit en de overstap naar een box 3-systeem op basis van reële rendementen wijst hij niet a priori af.

Het duurde iets langer dan gepland, maar de Tweede Kamer heeft dan toch op woensdag 18 november 2015 ingestemd met het Belastingplan 2016. Daarbij zijn ook één amendement en twee moties aangenomen die zien op de voorgenomen herziening van box 3 per 2017.

Aanpak boxhoppen

Met het amendement wil de Tweede Kamer de prikkel voor beleggers wegnemen om hun beleggingen van box 3 te verplaatsen naar box 2 door middel van een vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI) of via een buitenlands laagbelast beleggingslichaam. Daartoe wordt het als zodanig bekend staande ‘4.14-rendement' in box 2 per 2017 verhoogd van de huidige 4% naar 5,5%. Die 5,5% is ontleend aan het hoogste schijftarief dat straks gaat gelden in box 3 voor vermogens boven € 1 miljoen. Heithuis (hoogleraar fiscale economie en fiscaal recht aan de Universiteit van Amsterdam respectievelijk de Open Universiteit en verbonden aan BDO) had zich er al over verbaasd dat het kabinet zelf al niet had voorgesteld het ‘4.14-rendement' te synchroniseren met de nieuwe box 3-percentages. "Verrassend en positief dat de Tweede Kamer die verantwoordelijkheid nu wel neemt. Dat men dan gelijk maar kiest voor het toprendement van 5,5% voor hoge vermogens, daar valt over te discussiëren. Het was zuiverder geweest om in art. 4.14 van de Wet inkomstenbelasting 2001 hetzelfde schijventarief te hanteren als voorgesteld in box 3, maar de grofmazigheid van één, hoog percentage is op zich wel acceptabel. De ab-houder wordt uiteindelijk in box 2 immers belast voor zijn werkelijk behaalde rendement. De fictieve rendementsheffing in box 2 haalt die heffing slechts naar voren. Aan het eind van de rit wordt dit recht getrokken."

Effect op ab-verliesregeling

Dat de indieners van het amendement aangeven dat de ‘4.14-rendementsregeling' en daarmee ook de verhoging van het percentage van 4% naar 5,5% alleen een tijdelijk liquiditeitsnadeel oplevert, is wat Heithuis betreft te kort door de bocht. Daarmee doelt hij op de verliesverrekeningregels in het aanmerkelijk belang. "De ab-belegger die jaarlijks wordt belast voor een veel hoger rendement dan hij daadwerkelijk behaalt, bouwt jaar in jaar uit een verlies op dat uiteindelijk bij vervreemding tot uitdrukking komt. Wie aan het eind van de rit geen aanmerkelijk belang meer heeft, blijft regelmatig met een niet verrekenbaar ab-verlies zitten. Er zijn wel verrekeningsmogelijkheden in box 2 en in box 1, maar het komt nogal eens voor dat die niet kunnen worden geëffectueerd. Met de verhoging van het fictieve rendement naar 5,5% verergert dit probleem. Het is betreurenswaardig dat men hier niets aan doet."

Niet sluip- maar sluitroute

Naast het amendement roept de Tweede Kamer met een motie het kabinet op om met voorstellen te komen om sluiproutes tot het uitstellen of ontlopen van de box 2- en box 3-heffing te dichten. Daarmee erkent de Kamer dat er nog meer routes zijn dan enkel de route waarop het amendement ziet. "Een positieve ontwikkeling want het maakt het systeem evenwichtiger", zo vindt Heithuis, "maar dat de indieners van deze motie spreken van sluiproutes is een ongelukkige woordkeuze. Dat klinkt alsof belastingplichtigen bezig zijn met iets onoorbaars, terwijl men gewoon gebruikmaakt van de mogelijkheden die het bestaande systeem biedt. Men hoort dan ook geen sluiproutes te dichten maar deze routes, als men deze niet wenst, te sluiten!"

Aanpak belastinguitstel box 2

Heithuis vervolgt: "De motie bestaat niet alleen uit een oproep om het ontlopen van de box 3-heffing – denk aan het boxhoppen – een halt toe te roepen, maar ook om het uitstellen van box 2-heffing aan te pakken. Bij dit laatste denk je al snel aan het oppotten en niet uitkeren van dividenden. Wil je dit aanpakken, dan kom je bijna automatisch uit op het voorstel van de Commissie Van Dijkhuizen die in 2013 voorstelde om de dga jaarlijks te belasten in box 2 voor een fictief rendement – met als grondslag het fiscaal eigen vermogen van de bv, dat wel – dat gelijk is aan het forfaitaire rendement in box 3. Dit voorstel is verguisd door ondernemend Nederland, maar is wel dé methode om uitstel van de box 2-heffing naar de toekomst tegen te gaan. Een IB-ondernemer kan de belastingheffing over een deel van zijn winst immers ook niet uitstellen."

In de opinierubriek Uitvergroot van Vakstudie Nieuws werd dit al eerder door Heithuis aan de orde gesteld. Daarbij gaf de hoogleraar aan dat voor een meer evenwichtige behandeling tussen dga's en IB-ondernemers men ook het voorstel van de commissie Van Weeghel in ogenschouw zal moeten nemen. Die Commissie stelde voor een zogenoemde ‘aftrek arbeidsbeloning DGA' in te voeren die gelijk is aan de MKB-winstvrijstelling voor de IB-ondernemer. Dan trekt men niet alleen de belastingheffing over kapitaal bij dga's in het spoor van die bij IB-ondernemers maar ook de belastingheffing over het ondernemersloon. Het is onevenwichtig dat de Tweede Kamer wel oog heeft voor het uitstellen van de box 2-heffing door dga's, maar kennelijk niet voor de, in vergelijking met de IB-ondernemer, te hoge belastingheffing over het dga-loon."

Box 3-heffing tegen werkelijk rendement

Dan is er nog de tweede motie die de Tweede Kamer heeft aangenomen. Hierin verzoekt de Kamer de regering om zich tot het uiterste in te spannen voor een box 3-heffing tegen het werkelijke rendement op vermogen per 2018. Met deze motie zet de Tweede Kamer het kabinet flink onder druk. Verrassend element in de motie is volgens Heithuis het jaartal 2018. "Stel we gaan naar een systeem van heffing over het reële rendement in 2018, dan hebben we nog steeds te maken met de voorgestelde gestaffelde forfaitaire rendementen per 2017 dat dus dan maar één jaar zal gelden. Dat maakt alles onnodig ingewikkeld. Ik zou zeggen: Zet man en macht in om de heffing op basis van een reëel stelsel met ingang van 1 januari 2017 in te voeren!"

Vermogensaanwasbelasting en combisysteem

Waar de motie niets over zegt, is hoe het werkelijke rendement op vermogen dan moet worden belast: Belastingheffing op basis van het realisatiebeginsel (vermogenswinstbelasting) of op basis van het aangroeibeginsel (vermogensaanwasbelasting)? Superieur is wat Heithuis betreft de vermogensaanwasbelasting. "Een vermogenswinstbelasting moet men niet willen vanwege de uitstel- en ‘lock in'-effecten die inherent zijn aan zo'n belasting. Een vermogensaanwasbelasting heeft die nadelen niet en is minder manipulabel. Zo'n heffing is zeker in te voeren voor courante vermogensbestanddelen zoals spaarrekeningen en effectenbeleggingen. Met de informatie die banken al jarenlang aanleveren bij de Belastingdienst en met de invoering van de ‘common reporting standard' – waardoor ook steeds meer gegevens op uniforme wijze beschikbaar zullen komen vanuit het buitenland – is het reële rendement relatief makkelijk te bepalen. Voor incourante vermogensbestanddelen, zoals vastgoed of minder dan 5% aandelenbelangen in een bv, ligt dat lastiger, omdat daar waarderingskwesties een rol spelen en liquiditeit ook een issue is. Men kan de waardestijging van bijvoorbeeld vastgoed wel belasten, maar de vraag is dan wel waarvan die belasting moet worden betaald. Daar zal men dan ook iets op moeten bedenken. Daarom is de combinatievariant die Wiebes tijdens de behandeling van het Belastingplan heeft geopperd –  voor vastgoed en dergelijke aan blijven knopen bij de huidige forfaitaire vermogensrendementsheffing en alleen voor spaarrekeningen en effectenbeleggingen overstappen op een vermogensaanwasbelasting – zeker het overwegen waard."

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Prinsjesdag 2015

17

Gerelateerde artikelen