Het beeld dat bedrijven door knellende regelgeving en een guur belastingklimaat massaal de grens over vluchten, verdient bijstelling. Dat valt op te maken uit een rapport van Buck Consultants International (BCI), dat daar op verzoek van het ministerie van Economische Zaken onderzoek naar heeft gedaan. Het aantal bedrijven dat daadwerkelijk vertrekt, is "zeer beperkt", schrijven de onderzoekers. Maar het versoberen of afschaffen van de 30%-regeling kan voor bedrijven zo maar een omslagpunt worden.
Over het algemeen wordt het fiscale klimaat als concurrerend beschouwd in vergelijking met andere landen in de EU. Ook het CBS (2022) plaats het Nederlandse fiscaal klimaat niet in de top van motivaties voor vertrek naar het buitenland.
BCI sprak voor het onderzoek met zeventien, niet nader genoemde ondernemingen in uiteenlopende bedrijfstakken die deels of geheel uit Nederland zijn vertrokken. In deze groep zat maar één bedrijf dat al zijn activiteiten naar het buitenland heeft verplaatst. Het consultantsbureau heeft daarnaast eerdere onderzoeken naar het onderwerp nageplozen.
Dat veruit de meeste ondernemingen honkvast zijn, komt doordat vaak "de continuïteit van de operatie" een vertrek niet toelaat. Met andere woorden: bedrijven kunnen het werk dat zij doen niet zomaar naar een ander land verplaatsen. Bedrijven die wel vertrekken, doen dit "vrijwel altijd" om redenen die "bedrijfsspecifiek" zijn, niet wegens het algemene vestigingsklimaat.
Vaak gaat het om strategische keuzes die een buitenlands moederbedrijf maakt. Ook de beperkte beschikbaarheid van geschikt personeel wordt genoemd, net als bijvoorbeeld hoge arbeidskosten en het overvolle elektriciteitsnet. Geen van deze zaken is op zichzelf reden om te vertrekken, daar zijn meer argumenten voor nodig. Het "gezamenlijk gewicht" geeft de doorslag.
30%-regeling
Over de krapte op de arbeidsmarkt doen de meeste geïnterviewde bedrijven, naast Nederlandse werknemers, een ruim beroep op buitenlandse werknemers. Er wordt echter een aantal aspecten gemeld die belemmerend zijn in het aantrekken van voldoende (buitenlandse) arbeidskrachten die daarmee bijdragen aan de push van activiteiten uit Nederland. Een daarvan is de 30%-regeling.
Rond de 30%-regeling, die door ruim twee derde van de geïnterviewde partijen is genoemd, wordt ten eerste het belang van het bestaan ervan genoemd. Er werd echter ook gewezen op onzekerheid over het voortbestaan van de regeling, en de vorm waarin. Deze factor kan omslaan van een pullfactor naar een pushfactor als voor bedrijven niet duidelijk wordt hoe bestendig de regeling is. Een van de geïnterviewde bedrijven zegt hierover:
“We hebben grote behoefte aan hoogopgeleid en goedbetaald talent. Dit kunnen we alleen invullen door een beroep te doen op buitenlandse werknemers. De 30%-regeling is hierbij cruciaal omdat de internationale markt voor toptalent zeer competitief is”.
In z'n algemeenheid bevelen de onderzoekers aan om structureler onderzoek te doen naar de beweegredenen van bedrijven die Nederland de rug toekeren. Ook raden zij aan "intensiever" contact te houden met bedrijven om zo tijdig te kunnen signaleren welke factoren aanleiding kunnen zijn voor een onderneming om zijn heil elders te gaan zoeken.
Het volledige onderzoeksrapport staat op de website van de Rijksoverheid.
Bron: ANP/Ministerie van Economische Zaken en Klimaat