De Centrale Raad van Beroep (CRvB) gaat bij het vaststellen van de hoogte van de boete in bijstandszaken niet langer uit van een beslagvrije voet van 90% maar van 95% van de toepasselijke bijstandsnorm. De CRvB loopt hiermee vooruit op de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet.

Deze uitspraak heeft tot gevolg dat ook bestuursorganen die een boete opleggen en rechters die zelf een boete vaststellen vanaf nu zullen moeten anticiperen op de invoering van deze wet.

In de betreffende zaak ging het om een man die bijstand ontving. De gemeente had hem een boete opgelegd, omdat hij de zogenoemde inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank heeft eerder de opgelegde boete in stand gelaten. De man is tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gegaan bij de CRvB. Het gaat in deze zaak om het vaststellen van de hoogte van de boete.

De gemeente heeft bij de vaststelling van de boete een te hoog benadelingsbedrag als uitgangspunt genomen. Daarom neemt de CRvB zelf een beslissing over de hoogte van de boete. Hierbij heeft de CRvB, anders dan de gemeente, rekening gehouden met de huidige financiële omstandigheden van de man. Ook is, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet, uitgegaan van een beslagvrije voet van 95%. De gemeente ging nog uit van 90%. De boete die de man nu opgelegd krijgt, is hierdoor lager geworden.

Vooruitlopen op nieuwe wet

Bij de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet, die per 2021 in werking treedt, wordt de beslagvrije voet voor mensen met een schuld die een inkomen op of onder bijstandsniveau hebben - kort gezegd - veranderd van 90% naar een vast percentage van 95% van het netto inkomen inclusief vakantietoeslag. Deze wet beoogt een eenvoudiger systeem te scheppen en mensen met een schuld te beschermen tegen een te laag inkomen. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in een brief aan de Tweede Kamer op 13 februari 2019 aangekondigd gemeenten op te roepen alvast vooruit te lopen op de invoering van deze wet.

De CRvB heeft in deze oproep aanleiding gezien om vanaf de datum van deze uitspraak, 4 augustus 2020, vooruit te lopen op de nieuwe wet. Daarvoor is van belang dat de invoering van de wet niet om inhoudelijke, maar om praktische en technische redenen is uitgesteld. Verder wordt zo een verschil voorkomen met door gemeenten opgelegde boetes waarbij aan de oproep van de staatssecretaris gehoor is gegeven.

Deze uitspraak heeft tot gevolg dat de rechter, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, vanaf vandaag in bijstandszaken waarin hij zelf de boete vaststelt en waarbij hij rekening moet houden met de financiële omstandigheden (de draagkracht) van de betrokkene, uitgaat van een beslagvrije voet van 95%. Bestuursorganen zoals gemeenten en de Sociale Verzekeringsbank zullen ook vanaf vandaag bij het opleggen van boetes in deze zaken niet langer moeten uitgaan van een beslagvrije voet van 90% maar van 95% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Het oordeel van de CRvB is in deze zaak een eindoordeel.

Bron: CRvB

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Invordering, Sociale zekerheid bijstand

4

Gerelateerde artikelen