Een rustig voortkabbelend bestaan is de dividendbelasting niet gegeven. Om de paar jaar laait het debat over deze heffing van 15 procent op winstuitkeringen op. Zo liet fiscaal econoom Peter Kavelaars in 2007 optekenen dat de dividendbelasting strijdig is met Europese regelgeving, omdat ze het vrije kapitaalverkeer belemmert. Bovendien zou ze 'te weinig' opleveren. Uiteindelijk zal ze dan ook verdwijnen, aldus Kavelaars; niet alleen in Nederland, maar in heel Europa.
Niek de Haan, partner bij BDO International Tax Services, trekt in 2013 min of meer dezelfde conclusie en hij heeft er in vergelijking met Kavelaars een argument bij: het advies van AG Wattel aan de Hoge Raad in een door BDO gevoerde procedure dat vorige week werd gepubliceerd (CPG 12/04717). "Dat komt er kort gezegd op neer dat een buitenlandse ontvanger van dividend niet zwaarder belast mag worden dan een binnenlandse ontvanger", aldus De Haan. De zaak betreft een inwoonster van België, die Nederlands dividend heeft genoten. De dividendbelasting die is ingehouden, was 527 euro hoger dan de inkomstenbelasting die een inwoner van Nederland over dat aandelenbezit had moeten betalen. In box 3 wordt 30 procent over een fictief rendement van 4 procent geheven. Als het dividendrendement van aandelen meer dan 8 procent is, valt de dividendbelasting (15 procent) hoger uit dan de ib-heffing. En dat mag niet, aldus Wattel.
Boosdoener is natuurlijk de voor inwoners van Nederland geldende verrekening van de dividendbelasting met de inkomstenbelasting. Gerard Meussen, hoogleraar Belastingrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen en verbonden aan BDO: "Wij denken dat dit onderscheid volgens het Europese recht niet meer is te handhaven. Schaf die dividendbelasting toch af. Dat is nog goed voor het vestigingsklimaat ook: je trekt veel meer buitenlands kapitaal naar Nederlandse bedrijven."
Verstorend
Goed idee? Otto Marres, fiscaal advocaat bij KPMG Meijburg en hoogleraar Integriteit van de Fiscale Grondslag aan de Universiteit van Amsterdam, is mede-auteur (met de genoemde Peter Wattel) van het standaardwerk Dividendbelasting (2011). Het advies van de A-G is niet echt verrassend, vindt hij. "Het punt is al gemaakt in de vorige druk van ons boek, uit 2006", aldus Marres, die stelt dat er theoretisch wel iets te zeggen is voor afschaffing. "Economen noemen dit niet voor niets een verstorende belasting. Ze belemmert het vrije kapitaalverkeer." Maar hij acht de praktische kans uitermate klein. "De opbrengsten zijn niet zo gering als wel eens wordt voorgesteld. Twee jaar geleden werd de structurele netto-opbrengst geschat op ongeveer twee miljard euro. Ik weet overigens dat er lagere schattingen in omloop zijn. Maar ook al zou het om 'slechts' een miljard euro gaan: dit is politiek niet bepaald een periode om te pleiten voor het afschaffen van een belasting die zoveel opbrengt."
Vermogensbeheerders
Omdat inwoners van Nederlands een en ander kunnen verrekenen met de inkomstenbelasting, komen de opbrengsten van de dividendbelastingen geheel op het conto van buitenlandse portfoliobeleggers in Nederlandse beursfondsen: Zwitserse, Amerikaanse en Japanse pensioenfondsen, vermogensbeheerders, et cetera. Marres: "Ik zie het niet zo snel gebeuren dat een politicus gaat bepleiten die buitenlandse beleggers dat geld te laten houden, om vervolgens ter compensatie bijvoorbeeld eigen burgers een of twee miljard euro meer inkomstenbelasting of btw te laten betalen."
Wisselgeld
Raymond Luja, hoogleraar Rechtsvergelijkend belastingrecht aan de Universiteit Maastricht en verbonden aan Loyens & Loeff, heeft vergelijkbare vraagtekens bij het pleidooi voor afschaffing. "Dat gaat mij een stap te ver. Ik zie dat deze belasting aan de randen steeds meer ingeperkt wordt door het Europese recht, maar dat betekent niet dat ze van tafel moet." Politiek zou dat ook niet bijzonder slim zijn, denkt Luja. "Niet alleen vanwege de opbrengsten, die je in tijden van crisis echt niet zomaar kunt compenseren. Maar ook omdat de dividendbelasting bij het afsluiten van bilaterale verdragen dienst kan doen als 'wisselgeld'. Dat moet je niet zomaar weggeven."
Complex
Mocht de Hoge Raad het advies van Wattel overnemen (Luja: "Ik verwacht dat de uitspraak iets minder in het nadeel van de Belastingdienst zal zijn") dan heeft dat volgens de Maastrichtse hoogleraar wel het nadelige effect dat voor de desbetreffende categorie beleggers telkens berekend moet worden op hoeveel tegemoetkoming men recht heeft. "Dat dreigt dan een bijzonder complexe operatie te worden, zo complex dat je je kunt afvragen of dat de moeite waard is." Uitkerende bedrijven die berekening laten uitvoeren is volgens Luja geen alternatief. Particuliere beleggers aangifte laten doen in Nederland om voor teruggaaf in aanmerking te komen kan ontmoedigend werken. "In beide gevallen zijn de administratieve lasten zeer hoog. Dat kan een argument voor afschaffing zijn. "
Bron: Redactie TaxLive
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Dividendbelasting