Nu de pensioenuitkering in België forfaitair is belast, komt de heffingsbevoegdheid volgens de voorwaarden uit het verdrag toe aan Nederland, zo besluit Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
In deze zaak (21 december 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:7874) woont een man sinds 2004 in België. Hij ontvangt in de jaren 2014 tot en met 2017 twee pensioenuitkeringen uit Nederland. Voor deze uitkeringen heeft hij na zijn emigratie vrijstellingsverklaringen voor de inhouding van loonbelasting van de inspecteur gekregen.
In 2017 trekt de inspecteur deze vrijstellingsverklaringen in met als reden dat de Belgische fiscale autoriteiten hem informatie hebben verstrekt over ontwikkelingen in de Belgische jurisprudentie. Ten gevolge van deze ontwikkelingen zou het heffingsrecht over de pensioenuitkeringen mede aan Nederland kunnen toekomen.
De man verstrekt op verzoek van de inspecteur vervolgens informatie over de manier waarop de pensioenuitkeringen in België in de heffing zijn betrokken. Voor één van de pensioenen (uitkering rond de € 53.000 per jaar) blijkt dat de heffing in België op een afwijkende manier plaatsvindt. Naar aanleiding van deze informatie legt de inspecteur navorderingsaanslagen 2014-2017 op waarin hij het betreffende pensioen alsnog in de heffing in Nederland betrekt.
De man is het hier niet mee eens en komt met de volgende argumenten:
- Voor het opleggen van navorderingsaanslagen is een nieuw feit vereist; dat is hier niet het geval;
- Nederland mag pas belasting heffen vanaf 2018 omdat pas op 5 maart 2018 tussen Nederland en België een overeenkomst is gesloten waarin is vastgelegd hoe het pensioen in België belast moet zijn, om het heffingsrecht aan Nederland toe te kunnen wijzen;
- Omdat de inspecteur een vrijstellingsverklaring heeft afgegeven mocht de man er redelijkerwijs van uitgaan dat de inspecteur de pensioenuitkeringen niet in de heffing van inkomstenbelasting zou betrekken (vertrouwensbeginsel).
De rechtbank veegt alle argumenten van tafel. Ten aanzien van punt 1 neemt de rechtbank de stelling in dat de informatie van de Belgische autoriteiten beschouwd mag worden als nieuw feit, wat het opleggen van een navorderingsaanslag rechtvaardigt.
Met betrekking tot punt 2 merkt de rechtbank op dat de overeenkomst slechts is bedoeld om uitleg te geven aan het verdrag, en geen zelfstandige basis biedt voor Nederland om te heffen over de pensioenuitkeringen. Deze basis is te vinden in art. 18 van het Belastingverdrag tussen Nederland en België en geldt daarom ook al vóór 2018.
Tenslotte oordeelt de rechtbank dat het voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel (punt 3) noodzakelijk is dat de man alle relevante en juiste gegevens aan de belastinginspecteur heeft verstrekt. Nu dit niet het geval was (de man had de inspecteur niet geïnformeerd over de wijze waarop de pensioenuitkeringen in België in de heffing werden betrokken) slaagt dit beroep niet. De inspecteur wordt in het gelijk gesteld.
Belang voor de praktijk
Volgens art. 18 van het Belastingverdrag tussen Nederland en België heeft Nederland in bepaalde gevallen het heffingsrecht over pensioenuitkeringen. Hiervoor moet cumulatief aan drie voorwaarden zijn voldaan:
- De opbouw van het pensioen in Nederland heeft met fiscale facilitering plaatsgevonden;
- Het totale brutobedrag van de pensioenuitkeringen bedraagt meer dan € 25.000 per jaar; en
- De pensioenuitkeringen zijn in België niet tegen het algemeen van toepassing zijnde progressieve belastingtarief belast of het brutobedrag van dit inkomstenbestanddeel is voor minder dan 90 procent in de belastingheffing betrokken in België.
Aan alle drie de voorwaarden werd in dit geval voldaan. Eén van de pensioenuitkeringen werd in België belast als lijfrente-uitkering. Het belastbaar bedrag over het deel van het pensioen dat als lijfrente wordt aangemerkt, wordt gesteld op 3% van het pensioenkapitaal. Hier wordt vervolgens personenbelasting over geheven.
Omdat de pensioenuitkeringen op afwijkende manier in de belastingheffing in België werden betrokken en is voldaan aan de andere voorwaarden van art. 18 van het verdrag, komt de heffing toe aan Nederland.
Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Pensioenen, Internationaal belastingrecht