De landbouwvrijstelling en de btw-vrijstelling voor agrariërs lijken onder politieke druk te gaan verdwijnen. Ook zit er een misser in de overdrachtsbelastingwetgeving, waardoor het fiscaal aantrekkelijker is het bedrijf over te dragen aan broer en schoonzus dan aan de eigen vrouw. Welke gevolgen heeft dat voor de praktijk? André Verduijn, fiscaal jurist bij Countus en lid van de Vaksectie Recht van de VLB, legt uit welke vrijstellingen en regelingen van toepassing zijn voor landbouwbedrijven in de inkomstenbelasting en in deoverdrachtsbelasting, en wat de uitwerking van die regelingen is.
Een bedrijfsoverdracht vindt in veruit de meeste gevallen plaats binnen de familie. Het bedrijf gaat over op zoon of dochter, of als er geen kinderen zijn, op broer of zus of de kinderen daarvan. "Toch komt het ook wel voor dat een bedrijf wordt overgedragen aan derden", constateert Verduijn. Grondgebonden bedrijven worden vrijwel nooit tegen marktwaarde overgedragen, maar gaan voor veel lagere bedragen over naar een familielid. Binnen de landbouw gelden bij overdracht meerdere fiscale regelingen en vrijstellingen. Sommigen daarvan zijn landbouwspecifiek. Een van de vrijstellingen betreft de vrijstelling overdrachtsbelasting bij bedrijfsoverdracht binnen de familiekring. De achtergrondvan die vrijstelling is het tegengaan van ‘versnippering' van het bedrijf. Aanvankelijk kwam het bedrijf na overlijden van de eigenaar in handen van de erfgenamen, en naarmate er meer erfgenamen waren, des te meer het bedrijf werd opgedeeld. De vrijstellingvoor bedrijfsoverdracht is erop gericht de ‘vererving' naar voren te halen en bij leven te regelen, opdat versnippering van het bedrijf wordt voorkomen.

Landbouwvrijstelling en ‘doorschuifregeling'

Een vrijstelling die alleen voor landbouwbedrijven geldt is de ‘landbouwvrijstelling'in de inkomstenbelasting. Binnen de politiek wordt al jaren over gesproken over het afschaffen van deze vrijstelling. Wat betekent dat? De invoering van deze vrijstelling dateert van einde negentiende eeuw en moest voorkomen dat er ongelijkheid optrad tussen boeren die grondeigenaar waren (een zeldzaamheid in die tijd) en de pachters van grond (wat gangbaar was). De overheid wilde niet dat er wel inkomstenbelasting moest worden betaald als de boer toevallig ook eigenaar was van de grond. Dit argument is al lang niet meer aan de orde. Het argument om deze vrijstelling in stand te houden wijzigde: waardestijging van grond is in feite inflatie en inflatie mag niet worden gezien als winst. En daar zit een ongelijkheid: als de fiscus alle andere inflatiewinsten wel belast, waarom die op landbouwgrond dan niet? Dat de landbouwvrijstelling tot nu toe overeind blijft, heeft als reden dat de inflatiewinsten op grond relatief extreem zijn en de vrijstelling een echte verworvenheid is. Sommige politici menen dat de overheid veel geld misloopt door deze vrijstelling in stand te houden. Verduijn bestrijdt dat. "Wanneer de landbouwvrijstelling wordt afgeschaft, zullen we in VLB-verband de agrariërs adviseren gebruik te maken van andere regelingen waardoor daadwerkelijke belastingheffing over de winst op landbouwgrondin ieder geval sterk wordt uitgesteld.De meerwaarde van de grond kun je zolang die niet wordt verkocht, ‘doorschuiven' naar de bedrijfsopvolger. Hierdoor hoeft niet te worden afgerekend met de fiscus over de stille reserves in het vermogen. Voor ‘doorschuiven' gelden wel een aantal voorwaarden, de belangrijkste is dat de overdrager vóór de overdracht minimaal 36 maanden een samenwerkingsverband had met de opvolger. In de praktijk betreft dit meestal een maatschap tussen ouder(s) en kind."

Cultuurgrondvrijstelling

De cultuurgrondvrijstelling is een specifieke regeling binnen de overdrachtsbelasting voor de landbouw. Bij aankoop van cultuurgrond hoeft er nooit overdrachtsbelasting te worden betaald. Dat geldt niet alleen voor agrariërs, maar ook voor beleggers die grond kopen en die daarna verpachten aan agrariërs.Voorwaarde voor vrijstelling is dat erop geboerd wordt. In 2007 is deze vrijstelling ingevoerd. Daarvoor gold een soortgelijke regeling, maar die kende de nodige beperkingen.De vrijstelling was destijds begrensd, tot maximaal dezelfde oppervlakte als men al in bezit had, en alleen voor grond in de buurt. Maar wanneer ligt grond wél in de buurt en wanneer niet? "Dit leidde tot veel discussies die met de nieuwe regeling zijn opgelost", vertelt Verduijn.

Rechtsongelijkheid vrijstelling overdrachtsbelasting 

De vrijstelling overdrachtsbelasting bij bedrijfsoverdracht binnen de familiekring gold aanvankelijk alleen voor overdrachten in de verticale lijn binnen de familie, dus van ouders op kinderen en kleinkinderen, inclusief de echtgenoot van die (klein)kinderen. Dat was best logisch aangezien deze vrijstelling beoogde de overdracht niet pas na overlijden, maar al bij leven te regelen. Onder druk van de praktijk geldt deze vrijstelling sinds 2006 ook bij overdracht op broers en zussen met hun echtgenoten."De wetgever is echter vergeten ook de eigen echtgeno(o)t(e) mee te nemen", zegt Verduijn. Daardoor is een wonderlijke situatie ontstaan, waarbij er wel onbelast kan worden overgedragen op broers en zussen en hun echtgenoten, maar niet op de eigen echtgeno(o)t(e). Verduijn loopt hier geregeld tegenaan. "Bij het regelen van man-vrouw maatschappen, iets wat veel voorkomt in de landbouw. Wanneer in gemeenschap van goederen is getrouwd is er niets aan de hand. Maar als er huwelijkse voorwaarden zijn wel. Als de boer zijn onroerend goed wil inbrengen in de maatschap, kunnen er problemen ontstaan. De echtgenote valt niet onder de vrijstelling en moet dan mogelijk overdrachtsbelasting betalen. Zou deze boer met zijn schoonzus een maatschap zijn aangegaan, dan was dit probleem er niet. Zij valt wel onder de vrijstelling."Verduijn geeft aan dat de praktijk nu omslachtige constructies moet toepassen waardoor de echtgenoot niet hoeft af te rekenen. "In de praktijk redden wij ons ermee, maar het zou beter zijn dat de echtgenoot ook wordt opgenomen in de wet. De wetgever zou die misser ook niet moeten willen laten bestaan."

Vrijstelling btw-regeling

Boeren zijn, in tegenstelling tot andere  ondernemers, niet verplicht aan de btw-regeling mee te doen. Het is de vraag hoelang deze specifieke landbouwregeling nog van kracht blijft. De politiek heeft het voornemen om de vrijstelling per 1 januari 2018 af te schaffen. Verduijn schat dat nog zo'n 20 tot 30 procent van de boeren gebruik maakt van deze vrijstellingsregeling. "Dat is nog maar een kleine groep. De meeste boeren doen wel aan de btw-regeling mee en dat is niet voor niets, zij hebben hier voordeel bij, zij kunnen na investeringen de btw meteen terugvragen. Afschaffing van de regeling is echter wel nadelig voor boeren die afbouwen en niet meer investeren. Voor hen betekent het extra administratie, zonder dat hier voordelen tegenover staan. In VLB-verband  maken we ons sterk voor een gedegen overgangsregeling om de fiscale neutraliteit voor die boeren zeker te stellen."
 
Sommige politici menen dat de  overheid veel geld misloopt door  de landbouwvrijstelling in stand te houden. Verduijn bestrijdt dat.
 
Interview door Geesje Rotgers met Andre Verduijn, gepubliceerd in V-focus, april 2017
 

Bron: VLB

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting, Omzetbelasting, Belastingen van rechtsverkeer

Dossiers: Agro

50

Gerelateerde artikelen