De motorrijtuigenbelasting moet volgend jaar naar verwachting ruim 6,3 miljard euro opbrengen, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dat is 220 miljoen euro meer dan dit jaar. De inkomsten voor provincies stijgen daarbij relatief sterker dan de opbrengsten van het Rijk.
De motorrijtuigenbelasting bestaat uit twee delen, een rijksdeel en een deel bestemd voor de provincies. Voor dat eerste deel verwacht het CBS op basis van de rijksbegroting een bedrag van zo’n 4,5 miljard euro. Dat is 3,5 procent meer dan dit jaar. Wel merkt het CBS daarbij op dat de vrijstelling van elektrische voertuigen voor de wegenbelasting een remmend effect heeft op de verwachte opbrengsten. Er rijden steeds meer elektrische auto’s op de Nederlandse wegen.
Provincies kunnen volgend jaar rekenen op 67 miljoen euro meer inkomsten uit motorrijtuigenbelasting in vergelijking met dit jaar. Het totaal komt daarmee in 2023 uit op ruim 1,8 miljard euro. Die stijging schrijft het CBS toe aan hogere belastingtarieven. Ook houden provincies rekening met meer auto’s op hun wegen. Voor de provincies is de motorrijtuigenbelasting een belangrijke inkomstenbron, omdat de opbrengst vrij te besteden is.
Voor provincies onderling verschillen de opbrengsten wel. Zo nemen de inkomsten uit de motorrijtuigenbelasting volgend jaar in Zuid-Holland het sterkst toe, in Flevoland is er sprake van de sterkste afname. Dat verschil komt volgens het CBS met name door de tariefstijging in die eerste provincie, naast de omvang en samenstelling van het wagenpark in Zuid-Holland.
Bron: ANP
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen