Volgens aspirant kopers moet een WhatsApp-bericht gezien worden als een schriftelijke ondertekening. De rechter is het daar niet mee eens.
De zaak (Rechtbank Limburg 19 april 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:3816) verloopt als volgt. Een woning staat te koop met een vraagprijs van € 649.000. Een stel toont interesse en aanvaardt de vraagprijs. De eigenaren van de woning mailen hen de concept koopakte. De potentiële kopers hebben de door hen ondertekende koopakte op 6 maart 2018 aan de eigenaren ter hand gesteld. Op 7 maart stuurt het stel een WhatsApp-bericht:
“Hallo (…), hebben jullie de overeenkomst gelezen en getekend? Of hebben jullie nog vragen? (…)”.
De eigenaar appt terug:
“Haha ongeduldige. Hij is gelezen en prima volgens wat we hebben afgesproken opgetekend. Morgen heb jij hem in bezit met onze handtekening.”
Twee dagen later bellen de eigenaren en geven aan dat de woning niet wordt verkocht.
In kort geding stellen de potentiële kopers dat de koopovereenkomst is gesloten en vorderen zij nakoming. De voorzieningenrechter volgt hen daarin niet. Een schriftelijke koopovereenkomst is een onderhandse akte, waarvoor op grond van artikel 156 lid 1 Rv het vormvoorschrift van ondertekening geldt. Het WhatsApp-bericht van de eigenaar maakt geen deel uit van de door het stel ondertekende concept-koopovereenkomst en vormt ook geen (elektronische) ondertekening door de eigenaren. Het houdt hoogstens een toezegging van de eigenaar in dat hij en zijn echtgenote de koopovereenkomst zullen ondertekenen. De rechter is dan ook van oordeel dat, nu er geen sprake is van een ondertekende onderhandse akte, niet aan het in artikel 7:2 BW opgenomen schriftelijkheidsvereiste is voldaan.
Belang voor de praktijk
De teleurstelling bij deze woningzoekenden is goed voorstelbaar vanwege de huidige koopgekte in sommige grote steden. De wet is echter duidelijk. De koop van een woning wordt, indien de koper een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, schriftelijk aangegaan. Een bevestiging via WhatsApp of een mondelinge overeenkomst voldoet niet. In dit kader heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 9 december 2011 de volgende rechtsregel geformuleerd:
Indien mondeling overeenstemming is bereikt over de verkoop van een woonhuis aan een particuliere koper en de verkoper weigert zijn medewerking te verlenen aan het opmaken en ondertekenen van een koopakte, dan mag (ook) de verkoper, mits hij een particulier is, zich erop beroepen dat aan deze mondelinge overeenstemming geen rechtsgevolg toekomt.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Verbintenissenrecht