Volgens de huidige definitie van de belastingwet is videokunst geen kunst. Dit betekent dat het maken van o.a. artistieke videoproducties onder het hoge belastingtarief van 21% valt. De huidige belastingwet is in 1995 nog aangepast, maar prof. Hemels stelt dat de gestelde definitie van kunst niet meer van deze tijd is.
Videokunst valt niet onder het lage btw-tarief. Kunstenaar Yael Bartana vocht deze achterhaalde wetgeving met succes aan.
 
De belastingwet zit soms vreemd in elkaar. Stel: een videokunstenaar wordt uitgezonden naar de Biënnale van Venetië, en hij exposeert ook in nationale en internationale musea als het Museum of Modern Art in New York. Dan zou je zeggen dat de maker van de video's op die plaatsen kunst laat zien. Maar het gekke is: volgens de belastingdienst is dat niet zo.
 
Videokunst valt anno 2014 nog altijd buiten de fiscale definitie van kunst. Wie van een kunstenaar een schilderij koopt, betaalt daarvoor het lage btw-tarief van 6%. Maar de koper van een videokunstwerk is 21% btw kwijt, want voor de fiscus is dit geen kunst, maar valt het onder het algemene tarief.
 
Accountants bevestigen de status aparte van videowerk. Hun advies: `Gewoon slikken en betalen.'
 
Voor de kunstwereld is het onderscheid volslagen onbegrijpelijk. Immers: `all art is equal'. Donna Wolf, oprichter van kunstfonds Déiska en zelfstandig financieel adviseur bij Wolf Inc. in Amsterdam, kon zich hier niet bij neerleggen en vocht het hoge tarief namens de Nederlands-Israëlische videokunstenaar Yael Bartana aan. Het kostte haar vier jaar, maar ze slaagde uiteindelijk in haar missie.
 
Wolf beargumenteerde dat Bartana's videowerk wel degelijk kunst is, door niet alleen te wijzen op de plaatsen (musea) waar die kunst wordt vertoond, maar ook op het feit dat de kunstenaar een belangrijke Nederlandse staatsprijs voor jonge kunstenaars heeft gewonnen, de Prix de Rome. Ook overlegde ze brieven van directeuren van belangrijke kunstmusea die bevestigden dat het werk van Bartana kunst is.
 
Na maanden van stilte formuleerde de belastingdienst een hoopvol antwoord: `Het lijdt geen twijfel dat het kunst is.' Om er vervolgens aan toe te voegen: `Maar het is de vraag of videokunst onder de bepaling van de belastingwet valt.'
 
En hier zit het probleem. Want in de definitie van de fiscus komt videokunst namelijk in het geheel niet voor. De wet stamt uit 1968, toen videotechniek nog in de kinderschoenen stond. Vandaar dus dat de nieuwe kunstvorm, toen die vanaf de jaren zeventig opkwam, buiten de wettelijke definitie viel. Tegelijkertijd is het op zijn minst opmerkelijk te noemen dat bij de aanpassing van de belastingwet in 1995 nog steeds niet aan videokunst werd gedacht.
 
`De in Europa vastgestelde btw-definitie van kunstwerken weerspiegelt een kunsthistorisch conservatieve opvatting en is niet meer van deze tijd', stelt Sigrid Hemels, hoogleraar belastingrecht aan de Erasmus Universiteit. `De Brusselse opstellers van de wet hebben geen deskundigen geraadpleegd. Had er toevallig een videoverzamelaar bij gezeten, dan was videokunst er misschien wel in opgenomen.'
 
Dit belastingprobleem geldt overigens ook voor andere kunstgenres. De licht­sculptuur van Dan Flavin in het Van Abbemuseum is volgens de belastingwet geen kunst, net zomin als de `Pindakaasvloer' van Wim T. Schippers in de collectie van Museum Boijmans Van Beuningen.
 
Voor Donna Wolf leek het in eerste instantie einde verhaal, maar in haar verweer had ze een beroep gedaan op het gelijkheidsprincipe. Daar kwamen de belastingambtenaren tijdens een persoonlijk gesprek op terug. Kon ze bewijzen dat een video in het verleden onder het lage btw-tarief van 6% was verkocht? Was dit het geval, dan zou zij in haar recht staan. Wolf: `Ze dachten waarschijnlijk: dat lukt haar toch niet.'
 
Ook al liggen dit soort verkoopgegevens bepaald niet op straat, toch kreeg Wolf een voorbeeld boven water. Een video plus een still uit diezelfde video, samen één kunstwerk van de Amsterdamse kunstenaar Barbara Visser, bleek in 2001 tegen het lage tarief te zijn verkocht. En wat zo mooi was: de fiscus had de verkoop indertijd gecontroleerd en goedgekeurd. Nadat Wolf een kopie van de factuur had overlegd, kreeg ze dit jaar haar gelijk. De verkoop van een video inclusief still valt inmiddels onder het lage btw-tarief.
 
Hoogleraar Hemels noemt het een `elegante oplossing' van de belastingdienst om de combinatie met de still te zoeken. `Dat is eigenlijk een foto en die valt bij een oplage van minder dan dertig exemplaren onder het lage tarief.' Toch zit er een addertje onder het gras. De EU kan Nederland op de vingers tikken. Dat is gebeurd met boeken, waarbij van een vergelijkbare ongelijkheid sprake was. Wie een geprint boek koopt is 6% kwijt aan btw, terwijl voor de elektronische versie, het e-boek, 21% moet worden betaald. Hemels: `De Europese Commissie heeft Luxemburg onlangs gesommeerd de wet toe te passen. Het land weigert een onderscheid te maken en past het lage tarief toe.'
 
Voor Donna Wolf smaakt de overwinning zoet, maar achteroverleunen is er niet bij. Ligt het aan haar, dan wordt de wet aangepast. Volgens Hemels zit dat er niet in, omdat het hier gaat om Europese regelgeving. `Alle EU-lidstaten moeten het eens zijn over een nieuwe definitie en dan is er altijd wel een lid dat zegt: `Ja, maar onze boeren...' Ze willen alleen akkoord gaan in ruil voor iets wat er niets mee te maken heeft.'

Bron: Financieele dagblad 6 september 2014 via Erasmus School of Law

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Omzetbelasting

89

Gerelateerde artikelen