Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft op 15 februari 2016 antwoorden gegeven op Kamervragen over de btw-plicht van gemeenten bij ambtelijke fusies. In zijn brief geeft hij aan een ruimere toepassing van de koepelvrijstelling te gaan hanteren. Hiermee lijkt de btw-problematiek bij ambtelijke fusies te zijn opgelost. Lijkt, omdat in veel gevallen slechts een deel van het probleem wordt opgelost. Er dient zich echter een nieuw btw-probleem aan: bij de fusieorganisatie is de inkoop-btw niet langer aftrekbaar. Nu de fusieorganisatie ook ‘slechts' het bij de deelnemers normaliter compensabele deel van de btw mag doorschuiven resteert nog altijd een kostenpost. In het bijzonder het deel van de btw dat betrekking heeft op het niet-compensabele deel van de deelnemers maar bovendien ook de btw dat betrekking heeft op de aftrekgerechtigde activiteiten van de deelnemers. Een verruiming van de transparantiemethode kan dit probleem ondervangen.
Achtergrond
De Nederlandse overheid heeft de afgelopen jaren veelvuldig taken en bevoegdheden aan gemeenten overgedragen. Deze decentralisatie heeft de gemeenten veel verantwoordelijkheid gegeven. Om professioneel invulling aan deze taken te geven gaan gemeenten samenwerkingsverbanden aan. Daarnaast zien we dat gemeenten met het oog op het vergroten van de slagkracht, efficiëntie etc. ook via zogenoemde ambtelijke fusies gaan samenwerken, waarbij de ambtenaren van de verschillende gemeenten samenwerken in één fusieorganisatie. Meestal betreft dit een afzonderlijke entiteit in de vorm van een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: GR).
Tot 15 februari 2016 was de gangbare visie van de Belastingdienst dat een dergelijke GR één prestatie verrichtte aan elk van de deelnemende gemeenten. Deze prestatie was belast met btw, waardoor de GR over de op de deelnemers te verhalen kosten btw was verschuldigd. Aangezien tot deze kosten veelal ook de personeelskosten behoren, kregen de gemeenten ook over deze kostencomponent btw gefactureerd. Btw die voorheen niet aan de orde was als de gemeenten de activiteiten intern uitvoerden met ‘eigen' personeel. Deze door de GR gefactureerde btw vormde een kostenpost, voor zover de gemeenten de btw niet konden verrekenen via de btw-aangifte dan wel het BTW-compensatiefonds. Daarnaast is ook sprake van een aanvullende financieringslast, voor zover de btw gecompenseerd kan worden.
Voorbeeld 1:
Twee gemeenten (A en B) gaan met een gelijke inbreng en gelijke kostenverdeling (50 – 50) een ambtelijke fusie aan in de vorm van een GR. Daartoe brengen zij al hun personeel in deze GR onder (exclusief B&W, secretaris etc.). De personeelslasten bedragen € 40 miljoen per jaar, waarover € 8,4 miljoen (21%) btw is verschuldigd (als onderdeel van de vergoeding voor de door de GR aan de gemeenten verrichtte prestatie). Elke gemeente krijgt de helft doorberekend van de GR. Gemeente A kent een algemeen mengpercentage van 90% (compensatie) – 8% (aftrek) – 2% (kostprijsverhogende btw). Voor gemeente B geldt een mengpercentage van 91% – 5% – 4%.
Afgezien van de financieringslast, resulteert de btw over de personeelskostencomponent in een aanvullende last. Voor gemeente A is deze € 84.000 per jaar (2% van 4,2 miljoen) en voor gemeente B € 168.000 (4% van 4,2 miljoen). (De overige btw is compensabel dan wel aftrekbaar.) In totaal dus (minimaal) een aanvullende btw-kostenpost van € 252.000 per jaar (exclusief btw op ingekochte goederen en diensten).
Antwoorden Kamervragen
Op 15 februari jl. zijn de Kamervragen beantwoord. De staatssecretaris van Financiën geeft – mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – aan het probleem te onderkennen en de btw-koepelvrijstelling ruimer te gaan uitleggen. Dit door recente uitlatingen van de Europese Commissie inzake de werking van voormelde btw-vrijstelling.
De koepelvrijstelling wordt van toepassing voor een ambtelijke fusieorganisatie, als de door deze fusieorganisatie te verrichten dienst door deelnemende gemeenten hoofdzakelijk (voor 70% of meer) wordt gebruikt voor onbelaste overheidsactiviteiten of vrijgestelde activiteiten. Verder is, evenals voorheen, vereist dat de koepel alleen de gemaakte kosten naar rato van het aandeel van de leden in de diensten doorbelast.
Toepassing van de koepelvrijstelling mag niet leiden tot concurrentieverstoring tegenover derden (om die reden zijn bepaalde diensten van de koepelvrijstelling uitgezonderd, zoals het verzorgen van de financiële administratie en ICT-diensten). Met de antwoorden zal de visie van de Belastingdienst wijzigen, in die zin dat een ambtelijke fusieorganisatie de koepelvrijstelling kan toepassen op de dienst die zij aan de deelnemende gemeente verricht.
Gevolgen toepassing koepelvrijstelling
Als de GR de koepelvrijstelling toepast brengt zij niet langer btw aan de deelnemende gemeenten in rekening. Hierdoor blijft dus ook de loonkostencomponent buiten de heffing, hetgeen een voordeel oplevert. Door de koepelvrijstelling kan de GR echter haar inkoop-btw niet langer verrekenen via de btw-aangifte. Deze btw kan zij op basis van de zogenoemde transparantiemethode echter wel ‘doorschuiven' naar de deelnemende gemeenten, waarop de deelnemende gemeenten deze btw dan weer kunnen compenseren. Dit doorschuiven is echter enkel (nog) toegestaan voor zover de btw compensabel is! Het niet compensabele deel en bovendien het aftrekbare deel valt niet door te schuiven en blijft voor de GR een kostenpost die uiteindelijk voor rekening van de deelnemende gemeenten komt.
Voorbeeld 2:
Stel dat binnen voorbeeld 1 de totale inkoop-btw van de GR € 3 miljoen bedraagt. Deze btw kan voor ieders aandeel (50%) worden doorgeschoven naar de deelnemende gemeente. Echter alleen voor zover deze compensabel is. Aan gemeente A (90% BCF) wordt dan € 1.350.000 te compenseren btw doorgeschoven en € 1.365.000 aan gemeente B (91% BCF). Het restant, € 285.000, blijft voor de GR een kostenpost vormen.
Voor zover de gemeenten voorafgaande aan de fusie een bedrag als kostprijsverhogende btw kenden is geen sprake van een nadeel (2% resp. 4%). Dit is anders voor zover oorspronkelijk sprake is van aftrekbare btw: 8% voor gemeente A en 5% voor gemeente B. Derhalve resulteert de btw bij deze fusie tot een totale extra last van € 195.000 (€ 120.000 door aftrekpercentage gemeente A en € 75.000 door gemeente B). Dit terwijl de extra last binnen de voorheen gehanteerde visie € 252.000 bedroeg (exclusief btw op ingekochte goederen en diensten).
Met de antwoorden is een deel van de btw-problematiek bij ambtelijke fusies inderdaad opgelost. Er dient zich echter wel een nieuw btw-probleem aan: bij de GR is de inkoop-btw niet langer aftrekbaar. Nu ook het niet compensabele deel alsmede het aftrekbare deel van de deelnemers door de GR niet naar deze deelnemers kan worden doorgeschoven resteert nog altijd een kostenpost. Een verruiming van de transparantiemethode kan dit probleem ondervangen.
Bron: PwC
0