In het op Prinsjesdag ingediende Belastingplan 2014 stelt het kabinet voor om de huidige keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen te herzien. De noodzaak is hoog want de regeling blijkt al jarenlang niet in overeenstemming te zijn met het recht van de Europese Unie.
Het 90%-inkomenscriterium
De tijd is dan ook meer dan rijp om een bijna volledig nieuwe regeling te codificeren in de wet. Het keuze-element komt hierin te vervallen. Een buitenlands belastingplichtige kwalificeert straks automatisch als binnenlands belastingplichtige wanneer hij 90% of meer van zijn inkomen in Nederland verdient. Of de buitenlands belastingplichtige voldoet aan het 90%-inkomenscriterium wordt naar Nederlandse maatstaven beoordeeld en hij zal dit moeten aantonen met een inkomensverklaring van de belastingautoriteit in zijn woonland.
De inhoud- en vormgevingseisen van zo'n inkomensverklaring moeten straks blijken uit een nog op te stellen algemene maatregel van bestuur. Het meest praktische is volgens De Haan dat de buitenlands belastingplichtige een kopie van zijn belastingaangifte in het woonland overlegt aan de Nederlandse Belastingdienst. "Je kunt moeilijk verwachten dat buitenlandse belastingautoriteiten een speciale inkomensverklaring afleggen en als ze dit al willen doen is het nog maar de vraag hoe lang die hele procedure in beslag neemt. Omdat ook nog niet duidelijk is of een inkomensverklaring jaarlijks moet worden overlegd lijkt een kopie-aangifte het meest voor de hand liggend."
Ruimere uitleg
Naast het codificeren van het 90%-inkomenscriterium heeft de wetgever ook oog voor een uitspraak van 10 mei 2012 van het Hof van Justitie EU (C-39/10 Commissie vs. Estland), waaruit volgt dat er ook moet worden gekeken naar de draagkracht, persoonlijke- en gezinssituatie van de belastingplichtige in zijn woonstaat. Heeft de belastingplichtige in die woonstaat zelf een te gering inkomen om tegemoetkomingen (zoals bijvoorbeeld hypotheekrenteaftrek) te kunnen verrekenen dan mag de werkstaat de gelijke behandeling van de buitenlands belastingplichtige met die van een binnenlands belastingplichtige niet weigeren.
Om die reden is in het Belastingplan 2014 nog een tweede kwalificatiecriterium opgenomen: de buitenlands belastingplichtige die niet voldoet aan het 90%-inkomenscriterium wordt toch aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige als Nederland volgens het Unierecht de persoonlijke-en gezinssituatie in aanmerking moet nemen. In de Memorie van toelichting bij het Belastingplan 2014 noemt de wetgever als voorbeeld de buitenlands belastingplichtige met een klein wereldinkomen.
Hiermee lijkt de wetgever de Europese jurisprudentie ruimer te nemen dan strikt noodzakelijk, zo merkt De Haan op, "al moet dit wel nog blijken uit de algemene maatregel van bestuur waarin een nadere invulling wordt gegeven aan dit tweede kwalificatiecriterium." De Haan verduidelijkt: "Uit het Europese recht volgt dat wanneer iemand een persoonlijke aftrekpost (zoals hypotheekrenteaftrek) heeft en hij deze niet kan effectueren in zijn woonland omdat hij daar te weinig inkomen heeft, de werkstaat die persoonlijke aftrekpost alsnog moet toelaten. Het hangt dus mede af van de vraag of je die aftrekpost wel hebt. De wetgever lijkt juist alleen uit te gaan van het inkomen. Dat zou dus kunnen betekenen dat de buitenlands belastingplichtige met een klein inkomen in het woonland hypotheekrenteaftrek in Nederland kan claimen, terwijl zijn eigen woonland de aftrekpost hypotheekrente helemaal niet kent."
Alleen inkomsten uit Nederland
In de nieuwe regeling worden alleen de inkomsten uit Nederland belast. De Haan noemt dit een positieve ontwikkeling want "het maakt de regeling aanzienlijk eenvoudiger en omdat hiermee ook het progressievoorbehoud vervalt, leidt dit tot een belastingvoordeel."
Om de regeling nog eenvoudiger te maken vervalt niet alleen het progressievoorbehoud, maar ook de terugploegregeling, de inhaalregeling en de voorkomingsregels in het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001.
Inwerkingtreding
Als alles volgens plan verloopt, treedt de nieuwe regeling in werking op 1 januari 2015. Zo kan de overgang van de keuzeregeling naar de nieuwe regeling in de praktijk zo geruisloos mogelijk verlopen. De wetgever lijkt hiermee de praktijk een ruime voorbereidingstijd te willen geven, maar is dit wel de werkelijke reden? De wetgever zelf heeft namelijk ook nog al wat tijd nodig want alle details van de nieuwe regeling moeten nog worden uitgewerkt in de algemene maatregel van bestuur. En wat te denken van het aanpassen van de systemen van de Belastingdienst aan de nieuwe regeling? "Het is goed dat de wetgever alles zorgvuldig bekijkt en de implementatie goed voorbereid", aldus De Haan, "maar voor de praktijk is dit een gemis." "Nu al geruime tijd blijkt dat de huidige keuzeregeling niet (volledig) in overeenstemming is met Europese recht zou het prettig zijn als de wetgever er wat vaart achter zet."
Lees ook het thema over de Buitenlandse belastingplicht in de inkomstenbelasting.
Bron: Redactie TaxLive