Waarderingsverschillen
Het pensioen in eigen beheer vormt een steeds groter probleem. Naast het feit dat veel bv's op dit moment geld tekort komen om aan toekomstige pensioenverplichtingen te voldoen, zorgt de extreem lage marktrente dat fiscale en commerciële waarderingsmethodes alsmaar verder uit elkaar lopen. Met name dit laatste wordt pijnlijk duidelijk bij een dividenduitkering of wanneer ingeval van een echtscheiding een gedeelte van het opgebouwde pensioen moet worden afgestort. In beide gevallen moet dan worden uitgegaan van de commerciële waardering van het pensioen in eigen beheer en deze bedraagt door de lage rentestand, de indexatieverplichting, de toepassing van leeftijdscorrecties en een dekking van het vooroverlijdensrisico tegenwoordig bijna het dubbele van de fiscale waardering.
De roep vanuit de praktijk om iets te doen aan de effecten die optreden door de verschillen in commerciële en fiscale waardering van het pensioen in eigen beheer wordt steeds luider. Ook Weekers erkent dat het hanteren van twee waarderingsstelsels naast elkaar kan leiden tot onduidelijkheden en 'naar het gevoel van sommigen ook tot onevenwichtigheden'. Op 17 december 2012 heeft hij daarom aan de Eerste Kamer toegezegd dat hij op zoek gaat naar mogelijkheden om de gevolgen van het huidige onderscheid tussen commerciële en fiscale waarderingsregels te verzachten. Rond Prinsjesdag moet er meer duidelijkheid komen.
Regels belemmeren mogelijkheden
Weekers heeft diverse mogelijkheden, maar het vinden van een oplossing zal niet eenvoudig zijn. Dat zegt mr. Theo Gommer MPLA, pensioenadvocaat bij Gommer & Partners, voorzitter van de Nederlandse Orde van PensioenDeskundigen en directeur Wetenschappelijk Bureau Akkermans & Partners Groep. Weekers heeft volgens Gommer namelijk niet alleen te maken met de minimale rekenrente van 4% zoals vastgelegd in de wet, maar ook met jurisprudentie en met de algehele lijn in de internationale (boekhoud)economie waarbij verplichtingen worden gewaardeerd op economische uitgangspunten, oftewel de waarde in het economisch verkeer.
Gommer:"zowel bij dividend als bij echtscheiding kan Weekers niet zomaar afwijkingen toestaan. Benadeelde partijen zoals schuldeisers en ex-partners zullen dit niet accepteren." Maar welke mogelijkheden heeft de bewindsman dan wel?
Vier mogelijke oplossingen
Kort gezegd heeft Weekers volgens Gommer vier mogelijkheden: "Hij kan de verplichtingen beperken. Iemand krijgt dan niet meer pensioen dan op basis van de fiscale voorziening kan worden aangekocht. Dan wordt het een soort premieovereenkomst (beschikbare premieregeling). Dat lijkt mij een lastige weg, niet zozeer voor toekomstige opbouw, maar wel voor opgebouwde rechten. Weekers kan ook toestaan dat de waarde in het economisch verkeer ‘leading' wordt bij de verplichting in eigen beheer. Hij moet dan niet alleen de minimale rekenrente verlagen, maar ook de last van indexatie en leeftijdterugstellingen toestaan." Gommer verwacht dat Weekers niet voor deze oplossing zal kiezen omdat dit de 'schatkist' geld gaat kosten.
Een derde mogelijkheid is de verplichting om het nabestaandenpensioen extern te verzekeren als er onvoldoende (vrij) vermogen is in de bv. Gommer vermoedt echter dat Weekers gaat voor een vierde oplossing, namelijk het aan banden leggen van de pensioenopbouw in eigen beheer, "hetzij voor nieuwe gevallen, dus nieuwe toezeggingen en/of voor toekomstige opbouw binnen bestaande toezeggingen. Maar daarmee is het grootste probleem, de bestaande toezeggingen nog niet getackeld."
Premieovereenkomst
Op de vraag met welke oplossing de praktijk het meest gebaat zou zijn heeft Gommer een duidelijke visie. "Het meest logische zou zijn om uitsluitend nog premieoveenkomsten toe te staan, die dan of op een aparte (beleggings/spaar)rekening moeten worden gestald en/of wel vrij in eigen beheer, maar dan moet het altijd ‘liquide' te maken zijn. Hiermee voorkom je in ieder geval dat er een groot verschil ontstaat in fiscale en commerciële waardering, want die lopen dan namelijk gelijk. De oplossing voor bestaande opgebouwde rechten kan dan zijn dat de fiscale waarde bepalend is en dat deze binnen bijvoorbeeld 5 jaar omgezet moet worden in een premieovereenkomst en/of moet worden afgestort bij een professionele verzekeraar. Dat zal dan ook bij de premiepensioeninstelling (PPI) moeten kunnen, hoezeer dat nu nog niet kan op grond van de wet."
Bron: Redactie TaxLive
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting, Vennootschapsbelasting