Koos Boer ergert zich aan de box 3-heffing voor spaarders. Voor spaarders is een fictieve en forfaitaire regeling niet nodig en hij stelt dan ook voor dat de wetgever spaarders zo snel mogelijk uit box 3 haalt en voortaan belast naar het werkelijke rendement.
Box 3 belast het inkomen uit ‘sparen en beleggen'. De wetgever veronderstelt daarbij een te behalen rendement van 4% (tot 2017; thans max. 5.39%): het ‘fictieve rendement'. Bij de introductie van box 3 leken ‘sparen' en ‘beleggen' uitwisselbare grootheden, maar inmiddels is duidelijk dat dit niet (meer) het geval is. Waar het risicozoekende beleggers misschien lukt het (meer dan) forfaitaire rendement te behalen, is dat voor risicomijdende spaarders ver buiten bereik. De hoogste spaarrente is thans 0.7%. Sparen en beleggen lijken dus eigenlijk helemaal niet zo veel op elkaar, maar toch worden deze even zwaar belast. Dat leidt tot fiscale ergernissen, zo leren de massaalbezwaarprocedures tegen de box 3-heffing.
De belangrijkste rechtvaardiging voor box 3 was het tegengaan van fiscale constructies die bestonden onder de Wet IB 1964. Daarbij werd belast inkomen (direct rendement) omgezet naar onbelaste vermogenswinsten (indirect rendement). Het is begrijpelijk dat direct en indirect rendement fiscaal op gelijke wijze worden belast, als deze voordelen ook economisch inwisselbaar zijn (‘vermogen is gestold inkomen'). Het omzetten van dividend in een koerswinst of van obligatierente in een hoofdsom wordt met box 3 terecht en effectief bestreden. In box 3 worden immers ook (forfaitair) vermogensmutaties belast. Bij spaarrekeningen fluctueert de hoofdsom echter niet, afgezien van valutaresultaten. Het belasten van reële rente als ‘inkomen' bij spaarders is dus afdoende.
Een ander argument van de wetgever voor het handhaven van het fictieve rendement in box 3, is dat het bepalen van reële rendementen (te) bewerkelijk zou zijn. Ik denk dat het vooral te maken heeft met de vooraf ingevulde aangifte (VIA), maar dat terzijde. Belangrijker is dat ook dit argument geen belemmering vormt om rente op spaarrekeningen reëel te belasten. Spaarrente is uitstekend vast te stellen: het kan door banken worden gerenseigneerd – ruim voordat de VIA dient klaar te staan. Verdergaande gegevensuitwisseling maakt het mogelijk ook buitenlandse financiële instellingen hierbij te betrekken. Voor banken die niet (kunnen) meedoen, kan altijd nog worden gewerkt met een tegenbewijsregeling waarbij belastingplichtigen de lagere rente aannemelijk dienen te maken.
Discussies over alternatieven als een vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting zullen altijd worden gevoerd: het zijn fiscale evergreens. Maar ik begrijp niet waarom de wetgever niet werkt aan een tussenoplossing waarbij spaarrekeningen – want dat is de steen des aanstoots – alvast uit box 3 worden gehaald, waarna de spaarrente reëel wordt belast tegen een tarief van 30%. Dan resteert een eigen forfaitaire box voor beleggers, zonder spaarders, want die worden voortaan reëel belast.
Lees ook het thema
Box 3.
3