Op 6 december jl. heeft Staatssecretaris Weekers van Financiën op verzoek van de Eerste Kamer geïnventariseerd welke mogelijkheden er zijn met betrekking tot het DGA-pensioen. Het idee dat kennelijk de hoogste ogen gooit, betreft de zogenoemde fiscale pensioenreserve. Die wordt gepresenteerd als iets nieuws, maar is dat niet.

Het lijkt te zijn vergeten, maar reeds jaren bestaat de mogelijkheid om voor pensioen een zogenoemde kostenegalisatiereserve (KER) op te bouwen (‘zacht pensioen'). De vennootschap waar de DGA in dienst is, spreekt dan het stellig voornemen uit de DGA te zijner tijd op zijn pensioendatum een pensioen toe te kennen. Deze KER heeft, net als de nu door de staatssecretaris voorgestelde fiscale pensioenreserve, het voordeel dat die geen gevolgen heeft voor de loonbelasting, zodat er geen dreiging is van een materieel afgekocht pensioen met een belastingheffing, inclusief revisierente, oplopend tot 72%, wat thans voor veel DGA's een reëel risico is. Het feit dat de KER tegenwoordig maar weinig voorkomt, komt omdat de Belastingdienst daar nogal stringent mee omgaat en een stellig voornemen heel vaak niet accepteert, hooguit als kortstondige overgangsperiode naar een ‘echte' pensioentoezegging. Het enige wat staatssecretaris Weekers dus hoeft te doen, is zijn belastinginspecteurs de instructie te geven het stellig voornemen ruimhartig(er) te accepteren en de fiscale pensioenreserve is een feit.

Toch ben ik geen voorstander van deze KER/fiscale pensioenreserve. Dit komt, omdat dit geen echte oudedagsvoorziening is. Het is louter een fiscale aftrekpost die op termijn fiscaal moet worden afgerekend, en we weten dat dit laatste vaak tot financiële problemen leidt. Dat heeft de ervaring met IB-ondernemers wel geleerd. Die hebben immers sinds jaar en dag de mogelijkheid een zogenoemde fiscale oudedagsreserve (FOR) op te bouwen. Ook deze oudedagsreserve is slechts een fiscale aftrekpost die op het moment dat de onderneming wordt gestaakt, moet worden afgerekend. Menig ondernemer had hier niet meer op gerekend en ziet zich vanwege deze fiscale afrekening gedwongen zijn onderneming voort te zetten, de zogenoemde dwangondernemer. Algemeen is men het er in de fiscale wetenschap wel over eens dat, als de FOR niet zou hebben bestaan, die nooit had moeten worden ingevoerd.

Wat moet er dan wel gebeuren? Wat mij betreft is het simpel. Schaf het DGA-pensioen in eigen beheer af. Een pensioen in eigen beheer is geen pensioen. Stelt de DGA prijs op een pensioen, dan moet hij dit, net als iedere andere werknemer, verplicht afstorten bij een verzekeringsmaatschappij of in een bankspaarproduct. Wenst hij de ‘pensioengelden' in eigen beheer te houden ten behoeve van de financiering van de onderneming, een veel gehoord argument ten faveure van het pensioen in eigen beheer, dan kent de BV de DGA simpelweg geen pensioen toe. Menig DGA lijkt het namelijk te zijn vergeten, maar een pensioentoezegging is niet verplicht. Het pensioen in eigen beheer is eigenlijk eten van twee walletjes: niet echt een verzekerd pensioen, maar wel de fiscale aftrekpost. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting geldt wat mij betreft hetzelfde. Ook voor hen kan de FOR beter worden afgeschaft.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Pensioenen

13

Gerelateerde artikelen