X is politieambtenaar. Als haar werkgever het besluit neemt om een loonkorting in verband met ziekte toe te passen maakt X hiertegen bezwaar. Omdat haar werkgever niet tijdig op het bezwaar beslist, moest de werkgever op grond van de Awb een dwangsom betalen van € 1.260. De dwangsom wordt in januari 2017 aan mevrouw X uitbetaald onder inhouding van € 616,41 aan loonheffing. Rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat ten onrechte loonheffing is ingehouden. Weliswaar is er causaal verband met de dienstbetrekking in die zin dat het oorspronkelijke besluit het loon van X betreft, de dwangsom vindt echter niet zozeer zijn grond in de dienstbetrekking dat zij als daaruit genoten loon dient te worden aangemerkt. De inspecteur stelt hoger beroep in.
Hof Den Haag verklaart dat beroep ongegrond. X heeft recht op de dwangsom in haar hoedanigheid van maker van bezwaar. Een dergelijke bate vindt, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, niet zozeer haar grond in de dienstbetrekking dat zij als daaruit genoten loon dient te worden aangemerkt. De omstandigheid dat de rechtspositie van X als ambtenaar meebrengt dat de afhandeling van haar bezwaar volgens de regels van de Awb verloopt, rechtvaardigt niet een ander oordeel aldus het hof.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 10
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 22 oktober