Belanghebbende, X, houdt samen met haar zoons de aandelen in de vennootschappen A bv en B bv, die recreatieparken exploiteren. De recreatieparken worden in 2008 verkocht voor € 4,6 mln. De aandelen in A bv en B bv worden in 2011 overgedragen aan een stichting, waarbij X en haar zoons niet betrokken zijn. A bv en B bv voeren in hun VPB-aangiften 2008 een HIR op. De inspecteur is echter van mening dat geen HIR kan worden gevormd, en corrigeert de aangiften. Omdat de aanslagen onbetaald blijven, stelt de ontvanger X en haar zoons aansprakelijk voor de belastingschulden. X stelt dat de aanslagen niet zijn verzonden en als ze zijn verzonden, dat ze niet naar het juiste adres zijn gestuurd.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de ontvanger met de door hem overgelegde documenten aannemelijk maakt dat de aanslagen zijn verzonden. Ook zijn de aanslagen volgens de rechtbank naar het juiste adres gestuurd. Volgens de rechtbank maakt X namelijk niet aannemelijk dat de Belastingdienst eerder dan in 2013 op de hoogte was van een adreswijziging. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat X er niet in is geslaagd te bewijzen dat het niet aan haar is te wijten dat het vermogen van de vennootschappen ontoereikend was voor het voldoen van de VPB. Volgens de rechtbank is disculpatie dan ook niet aan de orde, en is X terecht aansprakelijk gesteld.
Wetsartikelen: