Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2002 en 2003. De inspecteur vernietigt de navorderingsaanslagen omdat hij heeft verzuimd voorafgaand aan het opleggen van de aanslagen de beschikking, waarbij het verlies van 2005 is vastgesteld, te herzien. Dit in strijd met HR 1 april 2005, nr. 40.321, BNB 2005/196. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslagen een vergissing heeft gemaakt die heeft geleid tot een onjuiste administratieve verwerking en niet heeft nagevorderd, terwijl hij zich ervan bewust was dat hij de verliesvaststellingsbeschikking niet had herzien. Het hof heeft hieraan de conclusie verbonden dat de navorderingsaanslagen niet zijn opgelegd tegen beter weten in en dat geen sprake is van een grond als bedoeld in HR 13 april 2007, nr. 41235, BNB 2007/260, die toekenning van een bovenforfaitaire proceskostenvergoeding rechtvaardigt. X stelt in cassatie dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een grond als bedoeld in BNB 2007/260, niet van belang is of de inspecteur wist dat zijn standpunt in een daartegen ingestelde procedure geen stand zou houden. Volgens het middel is daarvoor voldoende dat de inspecteur dit objectief bezien had kunnen weten.
De Hoge Raad oordeelt dat van een besluit van de inspecteur tegen beter weten in als bedoeld in HR 13 april 2007, BNB 2007/260, niet zonder meer sprake is indien het besluit van de inspecteur louter het gevolg is van een administratieve vergissing en zonder die vergissing niet zou zijn genomen. Terecht heeft het hof geen integrale kostenvergoeding aan X toegekend. Het cassatieberoep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Besluit proceskosten bestuursrecht 2-3
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 7:15