X koopt op 10 november 2011 een perceel bouwterrein met de bedoeling om daar een woning op te bouwen. X stelt dat zij slechts 2% overdrachtsbelasting is verschuldigd, omdat er op het perceel een woonbestemming rust en er dus voor de overdrachtsbelasting sprake is van een woning. Rechtbank Breda oordeelt dat het verlaagde overdrachtsbelastingtarief niet geldt bij de koop van een perceel bouwterrein dat is bestemd voor de bouw van een woning. X heeft volgens de rechtbank dan ook geen recht op toepassing van het verlaagde tarief. De rechtbank overweegt hierbij onder andere nog dat grond bestemd voor woningbouw expliciet is uitgesloten voor toepassing van het verlaagde tarief. Het gelijk is aan de inspecteur.
De Hoge Raad oordeelt dat toepassing van het verlaagde overdrachtsbelastingtarief voor woningen niet in strijd is met art. 14 EVRM of art. 26 IVBPR. De Hoge Raad overweegt daarbij dat de wetgever bij het invoeren van het verlaagde tarief het begrip ´woning´ af moest bakenen. Door er voor te kiezen dat er pas sprake is van een woning als er een fundering aanwezig is, heeft de wetgever volgens de Hoge Raad gekozen voor een objectief en praktisch uitvoerbaar criterium, waarmee hij de hem op dit gebied toekomende ruime beoordelingsmarge niet heeft overschreden. De Hoge Raad verwijst hierbij naar zijn arrest in de zaak met nr. 12/05060 en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Lees ook het thema over De levering van een bouwterrein: btw of overdrachtsbelasting?
Wetsartikelen:
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Wet op belastingen van rechtsverkeer 15
Wet op belastingen van rechtsverkeer 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hoge Raad
Editie: 9 december