Belanghebbende, X bv, houdt zich bezig met de ontwikkeling, verkoop en distributie van hoogwaardige medische en farmaceutische producten en diensten in Nederland. De Belastingdienst heeft aan X bv een naheffingsaanslag verpakkingenbelasting opgelegd voor zogeheten infuuszakken. In geschil is of een infuuszak een verpakking is.
Volgens advocaat-generaal IJzerman is X bv geen verpakkingenbelasting verschuldigd voor de infuuszakken. Art. 80 onder a ten eerste van de Wbm bevat een vrijstelling voor verpakkingen die voldoen aan drie cumulatieve in de wet geformuleerde eisen (de zogenoemde ‘tenzij-bepaling'). Het hof heeft geoordeeld dat de ‘tenzij-bepaling' hier niet van toepassing is omdat niet kan worden gezegd dat een infuuszak is bestemd om tezamen met de infuusvloeistof te worden gebruikt, verbruikt of verwijderd. De A-G meent dat voor de vraag of een element integraal opgaat in een meeromvattend product, beoordeeld moet worden of dat element ten eerste (mede) geschikt is het doel van het gehele product te bewerkstelligen, en daarnaast, of dat het element niet pas vrijkomt als het product totaal is gebruikt. Dat geldt volgens de A-G voor infuusvloeistof in infuuszakken. De A-G meent daarom dat de infuuszakken onder de tenzij-bepaling vallen, zodat X bv ter zake geen verpakkingenbelasting verschuldigd is. Dit strookt met de achtergrond van de verpakkingenbelasting, namelijk het terugdringen van overdadig verpakte goederen. Bij infuuszakken is hiervan uiteraard geen sprake. De conclusie strekt ertoe dat het beroep in cassatie van belanghebbende gegrond dient te worden verklaard.
Wetsartikelen:
Wet belastingen op milieugrondslag 82
Wet belastingen op milieugrondslag 80
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Milieuheffingen
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 8 december