Rechtbank Utrecht veroordeelt een advocaat op het gebied van het vennootschaps- en ondernemingsrecht tot betaling van schadevergoeding vanwege een gemaakte beroepsfout.

Eiser, X, is bestuurder en enige aandeelhouder van bedrijf 1. X/bedrijf 1 maakt al 35 jaar gebruik van de diensten van gedaagde/2. X wil de aandelen van zijn bedrijf verkopen en maakt gebruik van de diensten van een corporaties finance adviseur, een accountant en een advocaat, te weten gedaagde/1 van gedaagde/2. Deze advocaat staat op de website van gedaagde/2 als specialist in het vennootschaps- en ondernemingsrecht weergegeven. Bij overname van de aandelen is tussen partijen (bedrijf 1 en bedrijf 2) onder andere afgesproken dat een deel van de koopsom gedurende tien jaar als managementvergoeding zal worden betaald. Bij arbitraal vonnis is de managementovereenkomst nietig beoordeeld wegens strijd met de strekking van artikel 2:207c lid 1 BW. Volgens X bestaat de beroepsfout van gedaagde/1 eruit dat zij er niet op heeft gewezen dat aan de managementovereenkomst het risico kleefde dat deze als strijdig met artikel 2:207c, eerste lid, BW (verboden steunhandeling) nietig beoordeeld zou worden. X vordert hoofdelijke veroordeling tot betaling van de geleden schade van gedaagde/1 en gedaagde/2.

Rechtbank Utrecht overweegt dat vaststaat dat X door gedaagde/1 tijdens het overnametraject niet op het bepaalde in artikel 2:207c, eerste lid BW is gewezen en dat er door partijen niet over gesproken is. Feit is dat de arbiter de managementovereenkomst nietig heeft beoordeeld wegens strijd met dit artikel. De rechtbank overweegt vervolgens dat gedaagde/1, zeker gelet op haar meer dan gemiddelde kennis van het vennootschaps- en ondernemingsrecht, had moeten inzien dat het sluiten van de managementovereenkomst tussen bedrijf 2 en bedrijf 1 een verboden steunhandeling was. Op zijn minst had zij in ogenschouw moeten nemen dat het als zodanig beoordeeld zou kunnen worden. Nu zij, zonder enige waarschuwing voor dit risico, de managementovereenkomst op naam van bedrijf 2 en bedrijf 1 heeft opgesteld en laten ondertekenen, is zij tekort geschoten in de zorgvuldigheid die van haar in dit geval verwacht mocht worden. Voor de beoordeling van de vraag hoeveel schade er door X is geleden als gevolg van de beroepsfout van gedaagde/1 maakt de rechtbank een vergelijking tussen de onderhavige situatie waar in de beroepsfout is gemaakt en de hypothetische situatie dat deze beroepsfout niet zou zijn gemaakt. Gedaagde/1 en gedaagde/2 worden hoofdelijk veroordeeld het door de rechtbank berekende bedrag aan schadevergoeding te betalen.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Ondernemingsrecht

Instantie: Rechtbank Utrecht

Editie: 15 juni

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen