De eerste meervoudige belastingkamer van Hof Amsterdam heeft op 28 februari 2005 uitspraak gedaan in negen samenhangende beroepszaken, waarbij zij in zes zaken het beroep (gedeeltelijk) gegrond heeft verklaard. In al deze zaken heeft X bv verzocht om vergoeding op de voet van artikel 8:73 Awb van alle gemaakte kosten van het bezwaar. Het gaat om door X bv gemaakte advieskosten en door haar geleden renteschade. X bv stelt recht op vergoeding te hebben van de wettelijke rente over het bedrag van de door het hof vastgestelde schadevergoeding, te berekenen vanaf 1 april 2000 tot aan de dag van voldoening. Het percentage van de wettelijke rente moet worden vastgesteld op 5,2. Volgens de inspecteur kan op grond van artikel 8:73 Awb slechts renteschade worden vergoed als sprake is van een opeisbare vordering die bepaalbaar moet zijn. Tot op heden is dat niet het geval.
Hof Amsterdam overweegt in een nadere uitspraak dat uit de wetsgeschiedenis van artikel 8:73 Awb blijkt dat zo veel mogelijk aansluiting moet worden gezocht bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht. De inspecteur heeft daarom terecht het standpunt ingenomen dat bij de beoordeling van de vraag of aanleiding bestaat voor vergoeding van vertragingsschade/renteschade, aansluiting moet worden gezocht bij de in artikel 6:119 BW opgenomen regeling voor vergoeding van wettelijke rente. Wettelijke rente is verschuldigd vanaf het moment waarop de vordering tot schadevergoeding opeisbaar is geworden. Met zijn standpunt dat deze vordering in dit geval nog niet opeisbaar is, miskent de inspecteur echter het voorschrift van artikel 6:83, aanhef en onderdeel b, BW. Uit die bepaling volgt dat een vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad terstond opeisbaar is. Volgens het hof heeft X bv recht op vergoeding van de door haar geleden renteschade, nu in dit geval sprake is van vernietiging van de bestreden uitspraken op bezwaar en vermindering van de desbetreffende (navorderings)aanslagen wegens onjuiste toepassing van het recht. X bv heeft recht op vergoeding van wettelijke rente over de toegekende schadevergoeding, ad € 90 000, vanaf 1 april 2000 tot aan de dag van de algehele voldoening.