De AOW-leeftijd en aanvangsleeftijd wordt voor 2028 met drie maanden verhoogd, naar respectievelijk 67 jaar en drie maanden en 17 jaar en drie maanden. Dat schrijft minister Schouten voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen aan de Tweede Kamer.
De pensioenrichtleeftijd is ook gekoppeld aan de levensverwachting, maar stijgt ten opzichte van de AOW-leeftijd met stappen van een heel jaar. Op grond van de Wet LB 1964 en de CBS-prognose van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in 2034 blijft de pensioenrichtleeftijd in 2024 68 jaar. Na de beoogde inwerkingtreding per 1 juli 2023 van de Wet toekomst pensioenen komt de fiscale pensioenrichtleeftijd als zodanig niet meer terug in het fiscale kader. Wel blijft de fiscale pensioenrichtleeftijd nog van belang voor het overgangsrecht.
In de AOW is de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd en de bijbehorende aanvangsleeftijd (de leeftijd waarop de AOW-opbouw begint) geregeld. De AOW-leeftijd en aanvangsleeftijd zijn vanaf 2026 gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting. Een verdere verhoging van de AOW-leeftijd en aanvangsleeftijd wordt jaarlijks bepaald aan de hand van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd. De AOW-leeftijd wordt telkens vijf jaar van tevoren aangekondigd.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 18a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Pensioenen, Loonbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Carrousel: Carrousel