Belanghebbende heeft twee percelen grond verkocht waarop na bestemmingswijziging een bouwblok komt. In geschil is de toepassing van de landbouwvrijstelling ofwel in hoeverre de verkoop onbelast kan blijven. Anders dan de rechtbank maakt het hof voor de waardebepaling van de WEVAB onderscheid tussen de ondergrond bestemd voor een woning (belast) en ondergrond bestemd voor bedrijfsgebouwen (vrijgesteld).

Belanghebbende, X , exploiteert een bloembollen- en bolbloemenbedrijf. Op 2 april 2007 verkoopt X twee percelen van drie hectare voor elk  € 200.000 aan twee kopers. X heeft de percelen in zijn bedrijf steeds gebruikt als cultuurgrond. De percelen mogen volgens het bestemmingsplan ten tijde van de verkoop niet worden bebouwd met agrarische bedrijfsgebouwen. De kopers bewerkstelligen een wijziging van het bestemmingsplan in de zin dat de percelen wel agrarisch bebouwd mogen worden met een bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen.  Op  4 december 2007 worden de percelen geleverd aan de kopers.  X verschilt met de inspecteur van mening tot welk bedrag de landbouwvrijstelling van toepassing is op de verkoopwinst. Belast is de waardesprong tussen WEVAB en WEV van het (al dan niet potentieel) tot ondergrond van de twee bedrijfswoningen te bestemmen gedeelte van de percelen. Rechtbank Haarlem memoreert dat de HR heeft geoordeeld dat bij de bepaling van de WEVAB beslissend zijn de agrarische gebruiksmogelijkheden die de grond heeft onmiddellijk voorafgaand aan de bestemmingswijziging, zodat X moet uitgaan van de WEVAB cultuurgrond (en niet op een hogere waarde omdat ze niet bebouwd mochten worden).

Hof Amsterdam geeft aan dat partijen het erover eens zijn dat van de drie hectare, de kopers één hectare als ‘bouwblok' willen gaan gebruiken wat inhoudt dat zij na bestemmingswijziging de mogelijkheid zouden verkrijgen daarop bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning te stichten en dat het geschil zich toespitst op de vraag welk gedeelte van verkoopprijs is terug te voeren op de stijging van de waarde in het economisch verkeer die is toe te rekenen aan de mogelijkheid (een deel van) de percelen aan te wenden voor het bouwen van een bedrijfswoning ofwel het verschil tussen de WEV en WEVAB van de potentiele bouwblokken. Van de verkoopprijs van € 200.000  is € 70.000 toe te rekenen aan de cultuurgrond ( van twee hectare) en € 130.000 aan ‘het bouwblok' (van één hectare), waarbij laatstgenoemd bedrag opgesplitst kan worden in € 57.500 woonkavel en € 72.500 bedrijfsgebouwen en bedrijfserf aldus het hof. Bij de waardebepaling van de WEVAB acht het hof van belang dat de eigenaar van een perceel met een woonblok niet verplicht is om een woning erop te bouwen, maar vrij is de grond te benutten als (onder)grond dienstbaar aan agrarische bedrijfsgebouwen. Ook de WEVAB wordt volgens het hof beïnvloed door de op het moment van verkoop bestaande onzekerheden over de (te realiseren) bestemmingswijziging. Het hof stelt de WEVAB van het woonblok in goede justitie vast op € 8.055 en berekent het belaste deel van de winst aldus: € 57.500 minus € 8.055 = € 49.445 x 2 percelen = € 98.890.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 13 augustus

62

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen