X is in 2008 verdacht in een strafrechtelijk onderzoek naar drugshandel. De strafkamer van Rechtbank Breda heeft het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Dit omdat door toedoen van twee verbalisanten het proces-verbaal van het verhoor van X als verdachte niet volledig overeenkwam met de werkelijkheid. Volgens de rechtbank was hierdoor het gehele onderzoek besmet. De Belastingdienst heeft het door X aangegeven belastbare inkomen over het jaar 2008 verhoogd met € 69.000 in verband met verzwegen inkomsten uit drugshandel. De hoogte van de verzwegen inkomsten heeft de inspecteur gebaseerd op het strafrechtelijk onderzoek. In geschil is of de aanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant is van oordeel dat het gebruik van de processen-verbaal waar de twee betreffende verbalisanten bij betrokken waren - met uitzondering van de processen-verbaal die enkel zien op financiële uitgaven van X bij derden - zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit als ontoelaatbaar moet worden geacht. De rechtbank ziet geen belemmering in het gebruik van de overige bewijsstukken uit het strafrechtelijk dossier. Op grond van deze overige bewijsstukken oordeelt de rechtbank dat de inspecteur terecht omkering van de bewijslast heeft toegepast en dat de schatting van de verzwegen inkomsten door de inspecteur niet willekeurig maar wel enigszins te hoog is. De boete vermindert door de vermindering van de aanslag en daarnaast ook nog met 5% in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67s
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 17 juni