Rechtbank Noord-Holland besluit de zaak vanwege schending van de hoorplicht terug te wijzen naar de inspecteur.

X komt in beroep tegen een groot aantal (navorderings)aanslagen IB/PVV met heffingsrente- respectievelijk belastingrentebeschikkingen.

Rechtbank Noord-Holland besluit de zaak vanwege schending van de hoorplicht terug te wijzen naar de inspecteur. De inspecteur heeft X verschillende malen de gelegenheid gegeven om een afspraak te maken voor een hoorzitting. Als laatste heeft hij X gevraagd om voor 30 maart 2018 een datum te kiezen in april 2018. Per brief van 28 maart 2018 heeft X laten weten dat hij in Australië verbleef. De bezwaarafhandelaar van de Belastingdienst heeft toen besloten uitspraak te doen zonder X te horen “omdat hij het genoeg vond”. De rechtbank oordeelt dat dit onvoldoende is om af te zien van het horen. Dit hoewel de rechtbank de twijfel van de inspecteur deelt of X daadwerkelijk in Australië verbleef. De rechtbank overweegt dat het de inspecteur al uit eerdere correspondentie duidelijk moest zijn dat X verhinderd was voor een hoorzitting in april 2018. De inspecteur had opnieuw moeten proberen een datum vast te stellen op een later tijdstip. De rechtbank oordeelt dat de schending van de hoorplicht niet gepasseerd kan worden en wijst de zaak terug naar de inspecteur. Partijen zijn overeengekomen om de hoorzitting te houden op 30 mei 2020

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:2

Algemene wet bestuursrecht 6:22

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 24 maart

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen