Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de tweede aangifte als een verzoek om herziening van de voorlopige aanslag moet worden aangemerkt, en dat de wetgever voor de berekening van de belastingrente bewust heeft gekozen voor een aanvangstijdstip van zes maanden na afloop van het belastingjaar.

X heeft conform de door haar op 26 november 2013 ingediende IB-aangifte 2012 recht op een teruggaaf van € 6300. In verband met een omissie dient ze vervolgens op 15 januari 2014 een tweede aangifte in. Naar aanleiding van deze aangifte legt de inspecteur een definitieve aanslag op, en moet X € 6478 betalen. De inspecteur brengt € 412 aan belastingrente in rekening. Na bezwaar vermindert de inspecteur de belastingrente naar € 155. X stelt echter dat de belastingrente slechts € 55 bedraagt. Zij is het er niet mee eens dat de belastingrente wordt berekend vanaf 1 juli 2013. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur niet te veel belastingrente in aftrek heeft gebracht.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de tweede aangifte als een verzoek om herziening van de voorlopige aanslag moet worden aangemerkt. Vervolgens merkt het hof op dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever, bij het berekenen van de belastingrente, bewust heeft gekozen voor een aanvangstijdstip zes maanden na afloop van het belastingjaar. Het hof verwerpt dan ook het standpunt van X dat de wetgever in een geval als het onderhavige heeft beoogd uit te gaan van een renteberekening vanaf het tijdstip waarop de belastingplichtige aangifte doet, of over de gelden beschikt. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30fb

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 22 augustus

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen