Ondernemingen kunnen in België hun verliezen onbeperkt overdragen naar latere belastingtijdvakken. België kent verder ook een aftrek voor zogenoemd risicokapitaal. Om de excessen (bepaalde ondernemingen betaalden vrijwel geen belasting meer) die door deze aftrekmogelijkheden ontstonden tegen te gaan, heeft België de ‘fairness tax' ingevoerd. De fairness tax is van toepassing wanneer vennootschappen in een bepaald belastingtijdvak winst uitkeren, terwijl zij hun belastbaar inkomen in dat tijdvak effectief verlaagd hebben door gebruik te maken van de genoemde aftrekmogelijkheden. De heffingsgrondslag is hierbij gelijk aan het bedrag waarmee de door de vennootschap uitgekeerde winst het fiscaal resultaat overtreft. X nv is van mening dat de bepalingen waarbij de fairness tax is ingevoerd moeten worden vernietigd.
Advocaat-generaal Kokott concludeert dat de Belgische fairness tax in strijd is met het EU-recht voor zover bij een dooruitdeling een belasting is verschuldigd die de drempel van art. 4 lid 3 Moeder-dochterrichtlijn overschrijdt. Volgens de A-G is daarbij niet van belang of de belasting wordt geheven ter zake van de ontvangst van dividenden of van de dooruitdeling ervan. De A-G wijst er vervolgens op dat een andere uitleg tot gevolg zou hebben dat een lidstaat zich eenvoudig aan zijn verplichtingen op grond van de richtlijn zou kunnen onttrekken door wijziging van de techniek van belastingheffing.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 53
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 49
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 21 november