De Hoge Raad oordeelt dat het organiseren van het leerlingenvervoer voor de gemeente Borsele geen economische activiteit is en dat de gemeente in zoverre dus geen btw-ondernemer is.

Belanghebbende, de gemeente Borsele, verzorgt het vervoer van leerlingen van en naar de scholen. In het schooljaar 2008/2009 betaalt 36% van de ouders hiervoor een eigen bijdrage van in totaal € 13.958. De totale kosten zijn echter € 458.231. Deze kosten betaalt de gemeente direct aan de vervoerders. Voor de btw is in geschil of de gemeente eind 2008 terecht aftrek van voorbelasting claimt. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat er geen rechtstreeks verband is tussen het vervoer en de door de ouders te betalen vergoeding. Het vervoer is aldus geen economische activiteit. Hof 's-Gravenhage oordeelt echter dat de eigen bijdragen juist wel rechtstreeks verband houden met het ten behoeve van de ouders uitvoeren van het vervoer. Het vervoer is een prestatie onder bezwarende titel en is dus aan de btw-heffing onderworpen. Het maakt niet uit dat de eigen bijdrage afhankelijk is van de hoogte van het inkomen en dat er in de meeste gevallen geen eigen bijdrage wordt gevraagd. Het beroep van de gemeente is gegrond. Haar bezwaar tegen de afwijzende beschikking om een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds is door het ontbreken van belang niet-ontvankelijk. De Hoge Raad (7 november 2014, nr. 12/02683, V-N 2014/59.16) stelt vervolgens prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU. Het HvJ EU (12 mei 2016, nr. C-520/14, V-N 2016/27.20) oordeelt dat de gemeente met de vervoersdienst geen economische activiteit uitoefent en dus niet de hoedanigheid van belastingplichtige heeft.

De Hoge Raad oordeelt dat het organiseren van het leerlingenvervoer voor de gemeente geen economische activiteit is en dat de gemeente in zoverre dus geen ondernemer is. Redengevend hiervoor is dat de kosten slechts voor een gering deel worden gedekt door de als tegenprestatie daarvoor ontvangen bedragen, dat de tegenprestatie niet door elke gebruiker is verschuldigd (maar slechts door éénderde van de gebruikers) en dat het verschil uit de algemene middelen wordt gefinancierd, zodat de door de ouders betaalde bijdragen eerder moeten worden gelijkgesteld aan een heffing dan aan een vergoeding. Voorts biedt de gemeente geen prestaties aan op de algemene markt van personenvervoer, maar is zij veeleer de ontvanger en eindverbruiker van vervoersdiensten die zij aankoopt bij de vervoersondernemingen waarmee zij onderhandelt, welke diensten zij de ouders ter beschikking stelt in het kader van haar activiteit van openbare dienstverlening. Het maakt niet uit dat de gemeente ook andere vormen van vervoer aanbiedt. Het beroep van de Staatssecretaris is gegrond. Het bezwaar van de gemeente tegen de beschikking BTW-compensatiefonds 2008 is door het hof ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het hof had het bezwaar ongegrond moeten verklaren. Het beroep van de gemeente is gegrond. Aangezien door het onderhavige arrest vaststaat dat de gemeente het leerlingenvervoer niet als ondernemer verzorgt, heeft de inspecteur de voor het leerlingenvervoer aan de gemeente in rekening gebrachte btw terecht niet in de bijdrage over 2008 begrepen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 7

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 21 november

85

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen