Belanghebbende, X bv, is onderdeel van het N-concern, waarvan de activiteiten bestaan uit het buigen en vlechten van ijzer en de verwerking daarvan in bouwwerken. X bv houdt zich in het bijzonder bezig met het aannemen van projecten, alsmede het inlenen of doorlenen van personeel. In 2005 maakt X bv gebruik van Slowaakse arbeidskrachten (betonvlechters en lassers). Eén en ander geschiedt via P bv. 50% van de aandelen in deze bv is in handen van een Slowaakse partij, de andere 50% is in het handen van het N-concern. Bij de uitvoering van de werkzaamheden door de Slowaken is geen voorman van X bv aanwezig die hen instructies gaf. Onderlinge vervanging van de Slowaken vindt plaats buiten X bv om en zonder dat daarvoor aan haar toestemming werd gevraagd. In geschil is of terecht een LB-naheffingsaanslag is opgelegd van € 638.401, alsmede een vergrijpboete van 50%. Rechtbank Gelderland vernietigt de boete. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de naheffing niet terecht is omdat de Slowaken niet in (fictieve) dienstbetrekking tot X bv staan. Er is namelijk geen gezagsverhouding en de verplichting van de Slowaken om persoonlijk arbeid te verrichten ontbreekt ook. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat voor het begrip ‘persoonlijk arbeid verrichten' niet is vereist dat een verplichting bestaat tot het persoonlijk verrichten van arbeid, maar dat voldoende is dat in feite persoonlijk arbeid wordt verricht. Het is dus niet noodzakelijk dat de betrokkene zich daartoe heeft verbonden (vgl. HR 5 november 1980, nr. 19.348, BNB 1981/127). Het oordeel van het hof met betrekking tot de fictieve dienstbetrekking berust daarom op een onjuiste rechtsopvatting. Het beroep van de Staatssecretaris is in zoverre gegrond. Verwijzing volgt naar Hof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling van de vraag of sprake is van fictieve dienstbetrekkingen, en – indien die vraag bevestigend moet worden beantwoord – van de geschilpunten waaraan het hof niet is toegekomen. De boete is overigens wel terecht vernietigd. Aangezien X bv op een rechtskundige grond in het gelijk is gesteld, moet het ervoor worden gehouden dat X bv een pleitbaar standpunt had.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 2
Wet op de loonbelasting 1964 4
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 2c