Belanghebbende, X, woont in Portugal en heeft een ab in A bv. A bv verwerft IT-opdrachten en leent personeel in en uit. In de aan X opgelegde IB-aanslag 2001 houdt de inspecteur ook rekening met een fictief loon. In geschil is of toepassing van de fictiefloonregeling verenigbaar is met het belastingverdrag met Portugal. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat, gelet op het jaar van totstandkoming van het belastingverdrag met Portugal (1999), de voordien al bestaande fictiefloonregeling niet beschouwd kan worden als eenzijdige posterieure verdragstoewijzingsbeïnvloeding. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de fictiefloonregeling wel degelijk moet worden beschouwd als een eenzijdige posterieure verdragstoewijzingsbeïnvloeding. Volgens de Hoge Raad geeft de uitspraak van het hof namelijk uiting aan een andere rechtsopvatting dan uit de jurisprudentie van de Hoge Raad naar voren komt. De Hoge Raad vermindert de aanslag tot nihil, en verwijst de zaak nog naar Hof Arnhem-Leeuwarden om te beslissen op het verzoek om vergoeding van immateriële schade.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Wet op de loonbelasting 1964 12a
Algemene wet bestuursrecht 8:73
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 21 november