Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het bij beschikking aangemerkt zijn als één ondernemer een noodzakelijke en toereikende voorwaarde is voor de hoofdelijke aansprakelijkheid.

Belanghebbende, A bv, is onderdeel van een fiscale eenheid en is op de voet van art. 43 Inv. 1990 aansprakelijk gesteld voor de niet betaalde btw-naheffingsaanslagen ten name van de fiscale eenheid over de laatste drie kwartalen van 2014 en het eerste kwartaal van 2015. A bv bestrijdt de aansprakelijkstelling en beroept zich op HvJ EU 11 mei 2006, nr. C-384/04, V-N 2006/27.14.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het bij beschikking aangemerkt zijn als één ondernemer een noodzakelijke en toereikende voorwaarde is voor de hoofdelijke aansprakelijkheid (zie HR 9 november 2012, nr. 11/03524, V-N 2012/58.14). De strekking van art. 43 Inv. 1990 is dat de deelnemers in de fiscale eenheid hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de btw-schuld van de fiscale eenheid als deze haar btw-verplichtingen niet (geheel) nakomt. Het is dus een noodzakelijke maatregel voor de inning van btw-schulden. Het beroep van A bv op HvJ EU 11 mei 2006, nr. C-384/04, V-N 2006/27.14 gaat niet op, aangezien de belastingschuldige en de aansprakelijkgestelde in dat berechte geval geen gelieerde partijen waren. Het beroep van A bv is ongegrond.

Lees ook de thema's De holding in de btw en Ketenaansprakelijkheid.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 43

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Invordering

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 21 november

44

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen