Belanghebbende, X, is het niet eens met een naheffingsaanslag parkeerbelasting van de gemeente Amsterdam. X stelt dat hij beschikt over een parkeervergunning waarvoor hij reeds parkeervergunningbelasting (de zogeheten b-belasting) heeft voldaan. Daarmee zou X gevrijwaard zijn van betaaldparkerenbelasting (de zogeheten a-belasting). De heffingsambtenaar voert aan dat de parkeervergunning van rechtswege is vervallen nadat X de maandelijkse b-belasting niet heeft betaald.
Hof Amsterdam oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gemeente de betalingsherinnering voor de parkeervergunning en vervolgens de brief waarin de parkeervergunning wordt beëindigd, heeft verzonden. Nu de heffingsambtenaar de verzending van de brieven niet aannemelijk maakt en de ontvangst van de brieven is betwist door X, acht het hof de parkeervergunning niet rechtsgeldig beëindigd. Nu de zogeheten a-belasting niet is verschuldigd indien wordt geparkeerd met een vergunning waarvoor de b-belasting is voldaan, dient de naheffingsaanslag te worden vernietigd. Het hof verklaart het hoger beroep van de heffingsambtenaar ongegrond en stelt X in het gelijk.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 21 november