Geen aftrek voorbelasting voor gemeentelijk leerlingenvervoer
De Hoge Raad oordeelt onder verwijzing naar de HvJ EU-arrest gemeente Borsele dat de gemeente Montferland voor het leerlingenvervoer niet als ondernemer in de zin van art. 7 Wet OB 1968 kan worden aangemerkt.
De gemeente Montferland neemt de kosten van het leerlingenvervoer voor haar rekening. Afhankelijk van de vervoersafstand en het inkomen van de ouders moeten de ouders eventueel een eigen bijdrage betalen. Voor het vervoer zijn vervoersbedrijven ingeschakeld. De gemeente trekt de btw af die de vervoersbedrijven haar in rekening brengen. De inspecteur is van mening dat geen recht bestaat op deze aftrek en legt een btw-naheffingsaanslag op. Rechtbank Arnhem stelt de inspecteur in het gelijk. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is het leerlingenvervoer tegen betaling van een eigen bijdrage geen economische activiteit. Vervolgens wordt ook vastgesteld dat de gemeente voor het leerlingenvervoer ook geen recht heeft op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds. De gemeente gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt onder verwijzing naar HvJ EU 12 mei 2016, nr. C-520/14, gemeente Borsele, V-N 2016/27.20 dat de gemeente voor het leerlingenvervoer niet als ondernemer in de zin van art. 7 Wet OB 1968 kan worden aangemerkt. Het oordeel van het hof over de bijdrage uit het BTW-compensatiefonds is ook juist. Het beroep van de gemeente faalt op de gronden die zijn vermeld in onderdeel 3 van het heden in de zaak met nummer 12/02683 uitgesproken arrest.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Wet op de omzetbelasting 1968 15