X is van mening dat de regeling omtrent de bijtelling voor het privégebruik wegens de auto van de zaak in strijd is met art. 110 VWEU. Door de waarde van de auto te stellen op de catalogusprijs en geen onderscheid te maken tussen nieuwe en gebruikte auto’s belemmert de regeling volgens X de import van gebruikte auto’s uit andere lidstaten.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (V-N 2020/11.7) verklaart het beroep van X kennelijk ongegrond. Hof ’s-Hertogenbosch heeft in zijn uitspraken van 20 december 2018, 18/00370 en 18/00380, V-N 2019/17.1.2 en V-N 2019/18.1.3 geoordeeld dat art. 110 VWEU niet van toepassing is dan wel het beroep op dat artikel niet slaagt. Deze uitspraken heeft de Hoge Raad op 13 september 2019, 19/00208 en 19/00206, V-N 2019/58.19.5 en V-N 2019/60.6, onder verwijzing naar art. 81 lid 1 Wet RO, bevestigd. De rechtbank acht het niet nodig om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie EU. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 110
Wet op de loonbelasting 1964 13bis