Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de rechtbank het beroep van X tegen de dwangsombeschikking terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat dit beroep vroegtijdig was ingesteld.

Belanghebbende, X, maakt op 19 augustus 2015 bezwaar tegen een aanslag IB/PVV en verzoekt daarbij om een kostenvergoeding. Op 23 september 2015 verklaart de inspecteur het bezwaar gegrond. Op het verzoek om een kostenvergoeding beslist hij niet. Op 27 oktober 2015 eist X een dwangsom omdat de inspecteur nog niet heeft beslist op het verzoek. Op 24 november 2015 kondigt de inspecteur aan dat X alsnog een kostenvergoeding zal krijgen en wijst hij het verzoek om een dwangsom af. Per brief van 24 december 2015 schrijft X dat de inspecteur nog steeds niet heeft beslist op het verzoek om een kostenvergoeding. De inspecteur beschouwt deze brief als een bezwaar tegen de dwangsombeschikking. Op 6 januari 2016 besluit de inspecteur formeel dat X recht heeft op een kostenvergoeding van € 244. Op 23 januari 2016 stelt X beroep in om alsnog een dwangsom te krijgen. Op 9 mei 2016 wijst de inspecteur het bezwaar van X tegen de dwangsombeschikking af.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de rechtbank het beroep van X tegen de dwangsombeschikking terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat dit beroep vroegtijdig was ingesteld. Het beroep is ingesteld voordat de inspecteur op 9 mei 2016 uitspraak heeft gedaan op het bezwaar tegen de dwangsombeschikking. Wel ziet het hof in de gang van zaken reden om te gelasten dat de inspecteur aan X het griffierecht en de proceskosten vergoedt.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 19 december

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen