Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar met de verkooptransacties van referentieobjecten de kapitalisatiefactor van 10,4 aannemelijk maakt.

Belanghebbende, X bv, is huurder van een bedrijfsobject gelegen op een industrieterrein in Veghel. Het object bestaat uit twee productiehallen, een opslag-/magazijnruimte, twee kantoorruimtes en een luifel. In geschil is de WOZ-waarde 2016 van deze onroerende zaak. Partijen verschillen alleen van mening over de kapitalisatiefactor. De huurwaarde is niet in geschil.

Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar met de verkooptransacties van referentieobjecten de kapitalisatiefactor van 10,4 aannemelijk maakt. Voor een zogenaamde ‘bottom-up berekening' zoals X bv die bepleit, is geen plaats omdat de heffingsambtenaar voldoende marktgegevens ter bepaling van de gehanteerde kapitalisatiefactor heeft overgelegd. Het beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 19 december

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen