Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank het beroep van X gericht tegen een voorlopige aanslag ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. 

Belanghebbende, X, is het niet eens met een voorlopige aanslag IB/PVV 2010 die de inspecteur hem heeft opgelegd.

Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank het beroep van X gericht tegen een voorlopige aanslag ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. X heeft in zijn beroepschrift in eerste aanleg vermindering van de voorlopige aanslag bepleit. Aangezien gegrondbevinding van dit betoog kan leiden tot vermindering van de voorlopige aanslag, heeft de rechtbank ten onrechte het beroep wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk verklaard. Dat X zijn grieven tevens aan de orde kon stellen in de inmiddels ter zake van de definitieve aanslag lopende bezwaarprocedure, maakt voormeld oordeel niet anders. Evenmin staat de omstandigheid dat de onderhavige voorlopige aanslag met de definitieve aanslag is verrekend aan voormeld oordeel in de weg. Het hof stemt in met de beslissing van de rechtbank dat er geen ruimte is voor een proceskostenvergoeding wanneer de belastingplichtige zoals X, feitelijk zelf optreedt in zijn zaak, ook al geschiedt dit namens een rechtspersoon (HR 9 augustus 2013, nr. 12/05108, BNB 2013/220). Het hof verklaart het hoger beroep van X gegrond en verwijst de zaak voor een behandeling in volle omvang terug naar de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Algemene wet bestuursrecht 1:2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 26 maart

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen