Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur de aftrek van het borgstellingsverlies terecht heeft geweigerd. Met het eindigen van het aanmerkelijk belang is in 2010 ook de terbeschikkingstelling geëindigd.
Belanghebbende, X, houdt de helft van de aandelen in naam 2 bv. Naam 2 bv houdt de aandelen in naam 5 bv en naam 5 bv houdt de aandelen in naam 8 bv. De vennootschappen houden zich bezig met projectontwikkeling. In verband met een lening van € 715.000 van de bank aan naam 5 bv en naam 8 bv, geeft X een borgstelling van € 50.000 af aan de bank. De regresvordering wordt achtergesteld op al hetgeen de bank van naam 5 bv en naam 8 bv heeft te vorderen. Begin 2010 worden de aandelen in naam 2 bv verkocht aan naam 3 bv. Naam 5 bv en naam 8 bv gaan in 2009 failliet en worden in 2014 uit het handelsregister uitgeschreven. In geschil is of X in 2016 een verlies in aanmerking kan nemen voor een afwaardering van de regresvordering op naam 5 bv en naam 8 bv, die is ontstaan uit de borgtochtovereenkomst met de bank. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de borgstelling onzakelijk is en dat dan voor een afwaardering van de regresvordering en het in aanmerking nemen van een verlies in box 1 geen plaats is.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur aftrek van het borgstellingsverlies terecht heeft geweigerd. Met het eindigen van het aanmerkelijk belang is in 2010 ook de terbeschikkingstelling geëindigd. Vanaf dat moment wordt dus niet meer voldaan aan de in art. 3.92 Wet IB 2001 opgenomen criteria, zodat niet langer meer sprake is van ROW. De stelling van X dat de terbeschikkingstelling voortduurt tot het moment van daadwerkelijke betaling, is niet juist. Verder is het ook zo dat naam 8 bv en naam 5 bv in 2014 zijn opgehouden te bestaan, zodat in 2016 ook geen sprake meer is van een bv waarin X een ab houdt. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Lees ook het thema De terbeschikkingstellingsregelingen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90