De inspecteur stelt het verzamelinkomen van X op 5 maart 2014 ambtshalve vast op € 50.000. X is het hier niet mee eens dient een bezwaarschrift in. Op 28 maart 2014 stelt de inspecteur de huurtoeslag 2011 vast op nihil. X is het hier niet mee eens en zijn gemachtigde dient op 1 april 2014 een bezwaarschrift in. Hij verzoekt daarbij tevens om vergoeding van de proceskosten. Op 17 april 2014 honoreert de inspecteur het IB-bezwaar, waarna de definitieve huurtoeslag vervolgens op 9 mei 2014 bij beschikking wordt vastgesteld op € 3082. Op 14 oktober 2014 komt de inspecteur tegemoet aan het bezwaar van X tegen de huurtoeslag. Hij wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X geen recht heeft op vergoeding van de proceskosten. De rechtbank overweegt daarbij dat de inspecteur op 28 maart 2014 is uitgegaan van het op dat moment bekende verzamelinkomen van X, en dat de huurtoeslag automatisch zou worden herzien als het verzamelinkomen zou worden gewijzigd. Volgens de rechtbank is het indienen van een bezwaarschrift dan niet noodzakelijk. Ook wijst de rechtbank er nog op dat de huurtoeslag op 28 maart 2014 correct was vastgesteld, aangezien de inspecteur op dat moment was uitgegaan van het op dat moment vaststaande verzamelinkomen van € 50.000.
Wetsartikelen:
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 20
Algemene wet bestuursrecht 8:75