Rechtbank Gelderland oordeelt dat bij het vaststellen van de KIA geen rekening hoeft te worden gehouden met de gerechtigdheid van X in de winst van de vof. Volgens de rechtbank is dat in lijn met een recent arrest van de Hoge Raad.

X drijft in firmaverband een onderneming met zijn echtgenote. Het aandeel van X in de winst van de vof bedraagt 60%. In 2016 investeert de vof voor € 190.482 in bedrijfsmiddelen. X is van mening dat hij recht heeft op een KIA van € 9130. Hij brengt daarbij € 6557 (7,56% x € 86.734) in aftrek op het bedrag van € 15.687. De inspecteur is echter van mening dat rekening moet worden gehouden met het aandeel van X in de winst van de vof en berekent de KIA op € 4762.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat bij het vaststellen van de KIA geen rekening hoeft te worden gehouden met de gerechtigdheid van X in de winst van de vof. Volgens de rechtbank is dat in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 24 mei 2019, nr. 18/00135 (V-N 2019/26.3). In dat arrest heeft de Hoge Raad het gehele bedrag aan investeringen van de maatschap bij de belastingplichtige in aanmerking genomen voor de bepaling van de hoogte van de KIA die hij mag toepassen. Het standpunt van de inspecteur, dat dat alleen maar mag als ook buitenvennootschappelijke investeringen worden gedaan, zoals in het arrest van 24 mei 2019, wordt door de rechtbank verworpen. Het gelijk is aan X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.41

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingrecht algemeen

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 10 december

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen