A-G IJzerman is van mening dat het hof eerst per aanslag - met inachtneming van de fiscale bewijsregels - had moeten vaststellen of deze juist is. Vervolgens had het hof per aanslag moeten beoordelen of deze in strijd is met de onschuldpresumptie van art. 6 lid 2 EVRM.

Aan de heer X zijn diverse IB- en VB-aanslagen opgelegd. Volgens de inspecteur heeft X als drugshandelaar inkomsten en vermogen verzwegen. De inspecteur baseert dit vrijwel uitsluitend op het strafdossier, terwijl X alleen is veroordeeld voor de handel in hasj in de periode 1 april 1994 t/m 9 december 1996. Hof Amsterdam oordeelt dat het beginsel van onschuldpresumptie van art. 6 lid 2 EVRM tot gevolg heeft dat X niet kan worden belast voor de inkomsten en vermogens die zijn gegeneerd met activiteiten waarvan hij is vrijgesproken. De juistheid van de aanslagen moet worden beoordeeld aan de hand van de strafrechtelijke veroordeling, ook al wordt de bewijslast omgekeerd. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie.

Advocaat-Generaal IJzerman is van mening dat de benadering van het hof te algemeen is en onvoldoende is gemotiveerd. Volgens de A-G had het hof eerst per aanslag - met inachtneming van de fiscale bewijsregels - moeten vaststellen of deze juist is. De fiscale vrije bewijsleer impliceert namelijk dat de inspecteur alle relevante bewijsmiddelen mag aanvoeren, inclusief gegevens uit het strafdossier. Vervolgens had het hof per aanslag moeten beoordelen of deze in strijd is met de onschuldpresumptie. Het ligt volgens de A-G echter niet voor de hand dat een fiscale feitenvaststelling twijfel oproept over de juistheid van de strafrechtelijke veroordeling. Deze kan immers juist zijn in het licht van het eigen procesrecht. Vrijspraak houdt in principe niet in dat een verdachte iets níet heeft gedaan, maar slechts dat niet bewezen is dat hij het wel heeft gedaan. In een belastingprocedure gelden geheel andere, soms minder strenge bewijsregels. X moet aantonen in hoeverre redelijk te achten schattingen van de inspecteur niet juist zijn. Dat staat volgens de A-G ver af van de strafrechtelijke bewijslastverdeling waarin alleen het OM wettelijk en overtuigend feiten moet bewijzen. De A-G concludeert tot gegrondverklaring van het beroep van de Staatssecretaris en tot verwijzing naar een ander hof.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 10 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen