Belanghebbende, X, houdt een ab in B bv. Op 27 april 2005 verkrijgt X het bedrijfspand dat aan B bv wordt verhuurd. Vanaf dat moment verricht X alle werkzaamheden, zeer specialistische werkzaamheden uitgezonderd, aan het pand. In 2010 wordt de huurovereenkomst beëindigd. X verbouwt daarop het pand om er goed verhuurbare bedrijfsunits van te maken. De inspecteur corrigeert de IB-aangifte 2010 van X. Volgens de inspecteur is de tbs-regeling in 2010 geëindigd en heeft X een boekwinst op het pand gerealiseerd.
Hof Den Haag oordeelt dat de door X verrichte werkzaamheden kwalificeren als resultaat uit overige werkzaamheden ex art. 3.91 lid 1 onderdeel c Wet IB 2001. Volgens het hof zijn de werkzaamheden die X verricht kwantitatief en kwalitatief van dien aard en omvang dat sprake is van werkzaamheden die normaal, actief, vermogensbeheer overstijgen. Het hof overweegt daarbij dat X diverse werkzaamheden aan het pand heeft verricht, naast het innen van de huur en het voeren van administratie, zoals betongieten, installatiewerkzaamheden aan de airco, timmerwerk, loodgieterswerk, bestratingswerk, stofferen en sloopwerkzaamheden. Vervolgens stelt het hof vast dat art. 3.91 Wet IB 2001 prevaleert boven art. 3.92 Wet IB 2001, en dat er geen sprake is van een stakingsmoment in de zin van art. 3.91 lid 1 onderdeel c Wet IB 2001. Het gelijk is aan X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90 - 3.92