Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur de aanslagen binnen de naheffingstermijn heeft opgelegd. De inspecteur heeft dan ook gehandeld conform het bepaalde in art. 20 AWR. Dat de inspecteur eventueel niet voortvarend genoeg heeft gehandeld, is niet van belang. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
X ontwikkelt en implementeert via zijn onderneming winkelformules. Naar aanleiding van een boekenonderzoek worden btw-naheffingsaanslagen aan hem opgelegd. X is het hier niet mee eens. Volgens hem heeft de inspecteur namelijk onzorgvuldig gehandeld en is hij onvoldoende voortvarend te werk gegaan. De inspecteur vernietigt naar aanleiding van het bezwaar van X de boeten, en verlaagt de heffingsrente.
Hof Den Haag (V-N Vandaag 2018/1557) oordeelt dat de inspecteur de aanslagen binnen de naheffingstermijn heeft opgelegd. De inspecteur heeft dan ook gehandeld conform het bepaalde in art. 20 AWR. De stelling van X dat de inspecteur niet voortvarend genoeg heeft gehandeld, wordt verworpen omdat dit ziet op de verlengde navorderingstermijn van art. 16 AWR. Dit artikel is niet van toepassing op btw-naheffingsaanslagen. Verder overweegt het hof nog dat de inspecteur buitengewoon coulant voor X is geweest door in bezwaar de boeten volledig te laten vervallen en de bedragen aan heffingsrente lager vast te stellen.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 20