A-G IJzerman is van mening dat het hof de sanctie wegens het niet overleggen van de gedingstukken terecht mocht beperken tot een andere verdeling van de bewijslast. Deze keuze kan in cassatie slechts worden getoetst aan de begrijpelijkheid van de motivering.

Mevrouw X is directeur-grootaandeelhouder van een bv, die een uitzendbureau exploiteert. In 2006 blijkt bij een boekenonderzoek dat op grote schaal is gesjoemeld met (reis)kostenvergoedingen van Poolse bouwvakkers en slagers. Tegen de naheffing in de loonsfeer stelt de bv tevergeefs beroep in (zie Rb. Breda 6 april 2011, nrs. 10/2332 t/m 10/2335, V-N 2011/32.21.17). Een strafrechtelijk onderzoek is geëindigd door een sepot van het OM. In geschil is of X terecht voor de naheffing aansprakelijk is gesteld. Volgens Hof 's-Hertogenbosch klaagt X er terecht over dat de ontvanger het FIOD-dossier niet heeft overgelegd. Daaraan wordt echter, gelet op de reeds onherroepelijke naheffing, geen gevolg verbonden. Volgens de Hoge Raad (2 december 2016, nr. 16/01532, V-N 2016/64.12 en V-N 2016/64.16.14) heeft het hof verzuimd in te gaan op de stelling van X dat het niet overleggen van het FIOD-dossier van belang kan zijn voor de vraag of de bv opzet of grove schuld kan worden verweten. Verwijzingshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat aan het niet overleggen van het inmiddels vernietigde FIOD-dossier de sanctie wordt verbonden dat X slaagt in haar verweer dat de naheffing niet is te wijten aan opzet of grove schuld van de bv en dat aldus een rechtsgeldige melding betalingsonmacht is gedaan. De ontvanger slaagt vervolgens wel in de naar hem verschoven bewijslast dat gelet op de feiten sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. X gaat weer in cassatie.

Advocaat-Generaal IJzerman is van mening dat het hof de sanctie wegens het niet overleggen van de stukken terecht mocht beperken tot een andere verdeling van de bewijslast. Deze keuze kan in cassatie slechts worden getoetst aan de begrijpelijkheid van de motivering (zie HR 18 december 2015, nr. 15/01348, V-N 2015/66.4). Het hof heeft overwogen dat vernietiging van de aansprakelijkstelling ‘te verstrekkend zou zijn’. X stelt ook vergeefs dat uit het sepot door het OM volgt dat de onschuldpresumptie in deze procedure is geschonden. Een schriftelijke kennisgeving van het sepot zal zijn verzonden aan X en/of haar bv, maar die is niet door X overgelegd. Er is door haar ook niet gesteld waarom uit het sepot zou volgen dat geen sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De A-G concludeert ook voor het overige tot ongegrondverklaring van het beroep van X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet bestuursrecht 8:42

Invorderingswet 1990 36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht, Invordering

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 15 februari

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen