Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat de door hem gehanteerde waarde in het economisch verkeer bij de berekening van de boekwinst niet te hoog is.

X drijft in 2016 een onderneming. Hij is eigenaar van het bedrijfspand, waarin zijn café gevestigd is, en een woning. Het bedrijfspand behoort in 2016 tot het ondernemingsvermogen. In april 2016 tekent X een koopovereenkomst waarin beide panden worden verkocht voor een gezamenlijk bedrag van € 1.000.000. In de koopovereenkomst wordt niet gespecificeerd welk aandeel van de koopsom ziet op welk pand. De levering van beide panden vindt plaats op 3 oktober 2016. Op dezelfde dag is de woning doorverkocht voor € 390.000. In verband met de staking van zijn onderneming brengt X het bedrijfspand over naar privé. In zijn aangifte IB/PVV 2016 gaat X bij de berekening van de boekwinst uit van een waarde van het bedrijfspand van € 280.400. De inspecteur gaat voor de berekening van de boekwinst uit van een waarde van € 550.000.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat de door hem gehanteerde waarde in het economisch verkeer bij de berekening van de boekwinst niet te hoog is. Het door de inspecteur ingebrachte taxatierapport is onderbouwd met objectieve en verifieerbare gegevens. De inspecteur heeft niet een te hoge waarde aan het bedrijfspand toegekend. Gelet op de doorverkoopgegevens op dezelfde dag, is de taxatiewaarde in het rapport eerder aan te merken als laag. Het beroep is ongegrond.

Lees ook het thema Stakingswinst.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 14 april

133

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen