A houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. A emigreert op 16 juli 2003 naar België. In 2003 worden de aandelen X bv ingebracht in Z bv, wordt het kantoor van X bv verplaatst naar het woonadres van A in België en worden de statuten van X bv aangepast aan het Belgische vennootschapsrecht. X bv stel de inspecteur er vervolgens van op de hoogte dat zij na de verplaatsing van de werkelijke leiding naar België over een vaste inrichting in Nederland blijft beschikken. Omdat X bv de VPB-aangifte 2007 niet tijdig indient, legt de inspecteur een boete op aan X bv. X bv is het hier niet mee eens. In hoger beroep stelt X bv dat de vestigingsfictie van art. 2 lid 4 Wet VPB 1969 en het uitreiken van het aangiftebiljet ex art. 6 lid 1 AWR in strijd zijn met de vrijheid van vestiging van art. 43 EG-verdrag.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur begin 2008 het vermoeden kon hebben dat er sprake was van belastingplicht van X bv in Nederland. Volgens het hof mocht de inspecteur dan ook een VPB-aangiftebiljet 2007 aan X bv uitreiken. Verder merkt het hof nog op dat X bv niet nadeliger wordt behandeld dan een lichaam dat niet naar Nederlands recht is opgericht dat haar feitelijke leiding verplaatst naar België. Volgens het hof zou de inspecteur namelijk, onder dezelfde omstandigheden, ook bij een buitenlands lichaam zijn overgegaan tot het uitreiken van een aangiftebiljet aan een dergelijk buitenlands lichaam. Van een verschil in behandeling op grond van nationaliteit is daarom volgens het hof geen sprake. Het gelijk is aan de inspecteur. De boete is terecht opgelegd.
Wetsartikelen:
Gezamenlijke beschikking omtrent Indische pensioenen 2
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 25 maart