Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X terecht navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen opgelegd heeft gekregen. Het is toelaatbaar het wederrechtelijk verkregen voordeel volledig aan zowel X als aan zakenpartner Y toe te rekenen, maar niet voor wat betreft de boetegrondslag.
Belanghebbende X is voor 50% aandeelhouder van een autobedrijf. De inspecteur legt X navorderingsaanslagen IB/PVV op, omdat X volgens hem als een van de leiders van een criminele organisatie voordelen heeft behaald uit met name grootschalige verkoop van hennep vanuit het bedrijfspand.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant vermindert de navorderingsaanslagen met 10%, omdat daarin geen rekening is gehouden met gemaakte kosten. De rechtbank verwerpt vervolgens de stelling van X dat de schatting niet redelijk is omdat het wederrechtelijk verkregen voordeel niet volledig aan hem én daarnaast ook aan zijn zakenpartner Y kan worden toegerekend. De rechtbank oordeelt dat dubbele heffing tot behoud van rechten in dit geval toelaatbaar is. Voor de boetegrondslag is het echter niet toelaatbaar dat de inspecteur zowel bij X als bij Y de verschuldigde belasting over het gehele voordeel uit de criminele organisatie in aanmerking neemt. Deze toerekening is in strijd met de vereisten die art. 6 EVRM aan het bewijs voor beboeting stelt. De inspecteur maakt voor de beboeting niet aannemelijk dat aan X, als tweede man achter medeaandeelhouder Y, meer dan 40% van het totale voordeel is toegekomen. De rechtbank vermindert daarom de boetegrondslag.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 5 september