De Hoge Raad oordeelt dat de brief van de ontvanger van 6 juli 2012 een beschikking is in de zin van art. 30 lid 1 Inv. 1990. Elke schriftelijke kennisgeving waarin is vermeld welk bedrag van die betaling aan invorderingsrente is toegerekend, is namelijk een voor bezwaar vatbare beschikking.

Aan X is in 2005 een IB-navorderingsaanslag 2002 opgelegd. X wendt rechtsmiddelen aan tegen de navorderingsaanslag. In 2010 verleent de ontvanger uitstel van betaling. Hierbij wijst hij X er wel op dat na afloop van de laatste betalingstermijn rente is verschuldigd. In 2012 vermindert de inspecteur de navorderingsaanslag en betaalt X € 25.000. Bij brief van 12 juli 2012 bericht de ontvanger X over de wijze waarop de betaling is afgeboekt. Ook in 2013 betaalt X enkele bedragen. Hij stelt vervolgens dat hij teveel heeft betaald, en eist terugvordering van het te veel betaalde (invorderingsrente). De ontvanger verstrekt vervolgens op 14 augustus 2013 wederom een overzicht van de wijze waarop de betalingen van X zijn verwerkt. X maakt daarop bezwaar tegen deze brief. Volgens de inspecteur is deze brief echter niet aan te merken als een voor bezwaar vatbare beschikking. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de ontvanger € 14 te veel aan invorderingsrente heeft berekend. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de rechtbank X niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Volgens het hof is er namelijk geen voor bezwaar vatbare beschikking waartegen X kan opkomen. Volgens het hof kan de acceptgiro niet als een dergelijk beschikking worden aangemerkt, en heeft de ontvanger ook niet op een andere manier het bedrag van de verschuldigde invorderingsrente aan X kenbaar gemaakt. Het hof is het met partijen eens dat dat de brief van 6 juli 2012 geen beschikking vormt waartegen een rechtsmiddel kan worden aangewend. Het gelijk is aan de inspecteur. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de brief van de ontvanger van 6 juli 2012 een beschikking is in de zin van art. 30 lid 1 Inv. 1990. Volgens de Hoge Raad is elke schriftelijke kennisgeving waarin is vermeld welk bedrag van die betaling aan invorderingsrente is toegerekend, namelijk een beschikking als bedoeld in art. 1:3 Awb, en daarmee ook in de zin van art. 30 lid 1 Inv. 1990. De Hoge Raad wijst er daarbij op dat het bedrag van de invorderingsrente, met de toezending van deze beschikking, ‘op andere wijze schriftelijk kenbaar gemaakt' in de zin van art. 30 lid 1 Inv. 1990. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 1:3

Invorderingswet 1990 30

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Invordering

Instantie: Hoge Raad

Editie: 11 december

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen