Belanghebbende, X, detacheert dekpersoneel, zoals matrozen, stuurmannen, koks en kapiteins, op olie en gastankers die varen op de Rijn. In 2013 verzoekt X de Svb om te bepalen dat de Cypriotische sociale zekerheidswetgeving van toepassing is op haar werknemers, waaronder A. De Svb deelt in 2014 aan X mee dat de Nederlandse sociale verzekeringswetgeving van toepassing is op A, gedurende diens dienstverband met X. Volgens de Svb heeft X namelijk niet onderbouwd dat A minder dan 25% van zijn arbeidstijd in Nederland werkzaam is, zodat de Svb zich genoodzaakt ziet om er vanuit te gaan dat A tenminste 25% in Nederland werkzaam is. Verder stelt de Svb dat X niet op Cyprus is gevestigd.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat het niet onaannemelijk is dat X op Cyprus is gevestigd. Voor de beantwoording van de vraag welke aanwijsregels van toepassing zijn, moet volgens de rechtbank dan ook worden uitgegaan van een zetel op Cyprus. De rechtbank overweegt daarbij dat de Svb weliswaar van mening is dat X onvoldoende gegevens heeft verstrekt om aan te nemen dat zij haar zetel in Cyprus heeft, maar dat de Svb hier geen feiten tegenover heeft gesteld waaruit zou blijken dat de zetel van X elders is. Ook is de rechtbank van mening dat de Svb er ten onrechte vanuit is gegaan dat A meer dan 25% van zijn arbeidstijd in Nederland werkzaam is. De Svb heeft zijn besluit volgens de rechtbank dan ook niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. De rechtbank draagt de Svb op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 3:2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Internationale sociale zekerheid
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland