A-G Niessen is van mening dat de heer X ter zake van het voldoen c.q. kunnen voldoen aan de verplichting tot de afdracht niet te kwader trouw was, ook al verkeerde hij als directeur-grootaandeelhouder in de positie om zelf over de inhouding te beslissen.

Belanghebbende, de heer X, is directeur/enig aandeelhouder van D bv. In 2010 raakt de bv in liquiditeitsproblemen en wordt de afgezonderde loonbelasting niet afgedragen. In september 2010 worden de aandelen D bv overgedragen aan een coöperatie waarvan X zelf bestuurder is. Eind 2012 gaat D bv failliet. In zijn IB-aangifte over 2011 claimt X verrekening van € 115.332 aan ingehouden loonbelasting. In geschil is of de inspecteur dit terecht weigert. In geschil is of de in 2011 en 2012 ingehouden, maar niet afgedragen, loonbelasting toch kan worden verrekend met de IB-aanslagen. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de loonbelasting wel is ingehouden, aangezien ook in de periode waarover deze niet werd afgedragen steeds correct LB-aangifte is gedaan en de niet-afgedragen belasting als schuld op de balans van de bv is opgenomen. Het was de bedoeling om de belasting alsnog af te dragen zodra de liquiditeitspositie was verbeterd. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie.

Advocaat-Generaal Niessen is van mening dat X ter zake van het voldoen c.q. kunnen voldoen aan de verplichting tot de afdracht niet te kwader trouw was, ook al verkeerde hij als directeur-grootaandeelhouder in de positie om zelf over de inhouding te beslissen. In het feitelijke oordeel van het hof ligt namelijk klaarblijkelijk besloten dat X meende dat de bv binnen een redelijke termijn in staat zou zijn de verschuldigde loonbelasting weer af te dragen en dat ook kon menen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan van inhouding worden gesproken als de inhoudingsplichtige een deel van het overeengekomen brutoloon niet uitbetaalt en dit geschiedt met het oogmerk dit deel als loonheffing af te dragen. Het is dus geen voorwaarde dat de afdracht ook daadwerkelijk plaatsvindt. De A-G concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep van de Staatssecretaris.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 15

Wet op de loonbelasting 1964 12a

Wet op de loonbelasting 1964 27

Wet inkomstenbelasting 2001 9.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 31 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen